Fase 2.2B Rekenen, geld, deel 1 (toets)

• Wiskunde
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

         Fase 2                                                        

Fase 2.2B 

Rekenen, geld 

Doelen:

- Ik kan geldbedragen benoemen

- Ik kan geldbedragen opschrijven en gebruik de komma goed

- Ik kan gepast betalen

- Ik kan bedragen afronden zoals het in de winkel gebeurt 

- Ik kan controleren wat ik terugkrijg

- Ik kan geld teruggeven

Doel 1 

Ik kan geldbedragen benoemen

Noem alle euromunten die wij hebben in Nederland (8 stuks)

Noem alle euro biljetten die wij hebben in Nederland (7 stuks)

Doel 2

Ik kan geldbedragen opschrijven en gebruik de komma goed.

Schrijf op als geldbedrag:
Achtendertig euro

Schrijf op als geldbedrag:
zeventien euro vijftig

Schrijf op als geldbedrag:
Honderdvijftig euro en vijfentwintig cent

Schrijf op als geldbedrag:
Tweehonderdtwaalf euro en tachtig cent

Doel 3

Ik kan gepast betalen

Je moet €15,00 gepast betalen. Wat geef je?

1. €20,00
2. €10,00 en €5,00
3. 2x €10,00
4. €10,00 en 3x €2,00

Je moet €75,00 gepast betalen. Hoe doe je dit?

1. €50,00 en €20,00 en €10,00
2. 3x €20,00 en 2x €10,00
3. €50,00 en €20,00 en 3x €2,00
4. €50,00 en €20,00 en €5,00

Je moet €10,55 gepast betalen. Wat geef je?

1. €10,00 en €1,00
2. €10,00 en €5,00
3. €10,00 en €0,50 en €0,05
4. €10,00 en €0,50 en €0,10

Je moet €22,45 gepast betalen. Hoe doe je dit?

1. €20,00 en €2,00 en €0,50
2. €20,00 en €2,00 en 2x €0,20 en 2x €0,02
3. €20,00 en €2,00 en 2x €0,20 en €0,05
4. €20,00 en 2x €1,00 en 2x €0,20 en 2x €0,02

Doel 4 

Ik kan bedragen afronden zoals het in de winkel gebeurt

Afronden.
Hoe rond je €1,22 af?

1. €1,25
2. €1,20
3. €1,30
4. €1,00

Afronden.
Hoe rond je €3,64 af?

1. €3,60
2. €3,70
3. €3,65
4. €4,00

Afronden.
Hoe rond je €11,28 af?

1. €11,30
2. €11,25
3. €11,00
4. €12,00

Afronden.
Hoe rond je €55,02 af?

1. €55,05
2. €55,10
3. €56,00
4. €55,00

Doel 5

Ik kan controleren wat ik terugkrijg 

Je moet €69,00 betalen. Je betaalt met €100,00 en krijgt €22,00 terug. Klopt dit?

1. Ja
2. Nee

Je moet €19,40 betalen. Je betaalt met €50,00 en krijgt €30,70 terug. Klopt dit?

1. Ja
2. Nee

Je moet €17,55 betalen. Je betaalt met €20,00 en krijgt €2,45 terug. Klopt dit?

1. Ja
2. Nee

Je moet €34,35 betalen. Je betaalt met €50,00 en krijgt €15,55 terug. Klopt dit?

1. Ja
2. Nee

Doel 6

Ik kan geld teruggeven

Je hebt voor €12,80 getankt. Je betaalt met €20,00. Hoeveel krijg je terug?

1. €7,30
2. €8,20
3. €7,20
4. €8,30

Je koopt in de supermarkt voor €4,55 Je betaalt met €10,00. Hoeveel krijg je terug?

1. €6,50
2. €5,50
3. €6,45
4. €5,45

Je nieuwe oordopjes kosten €14,60. Je betaalt met €50,00. Hoeveel krijg je terug?

1. €36,00
2. €35,00
3. €35,40
4. €35,70

Je nieuwe schoenen kosten €49,50. Je betaalt met €100,00. Hoeveel krijg je terug?

1. €49,50
2. €50,50
3. €50,00
4. €51,00

Einde van de toets