2VM lezen hoofdstuk 4 deel 2

Nederlands
2VM
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
2VM

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • Lezen hoofdstuk 4 (bladzijde  184)
  • Zins- en alineaverbanden
  • Opdracht 3
  • Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Zins- en alineaverbanden
Een schrijver denkt niet alleen na over de opbouw van een tekst, maar ook over de opbouw van zinnen en alinea's.

Zinnen en alinea's staan niet zomaar achter elkaar, vaak is er een verband binnen zinnen en/of tussen zinnen en alinea's.

Deze verbanden kan je herkennen aan de signaalwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Zins- en alineaverband
Opsomming
Na een uitspraak worden verschillende dingen achter elkaar opgenoemd.

Signaalwoorden: ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, ten eerste

  • De supermarkten gaan minder producten met suiker verkopen, verder wordt er ook geen reclame meer gemaakt voor kinderproducten met suiker.

Slide 4 - Tekstslide

Zins- en alineaverband
Tegenstelling
Er wordt iets gezegd en daarna wordt het tegenovergestelde beweerd.

Signaalwoorden: maar, daarentegen, echter, integendeel

  • Mijn vader houdt niet van winkelen, maar mijn moeder vindt het heel erg leuk.

Slide 5 - Tekstslide

Zins- en alineaverband
Voorbeeld
In de tekst staat een uitspraak. Daarna volgen er één of meer voorbeelden. 

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, als voorbeeld, zo

  • Veel ondernemers hebben het nu moeilijk, bijvoorbeeld kappers, café-eigenaren en kledingwinkels.


Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 3
Bladzijde 184 over tekst 4

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 1
Rond 5 procent van de bevolking heeft als kind weleens
geslaapwandeld en is als slaapwandelaar midden in de diepe,
droomloze slaap rechtop gaan zitten, gaan rondlopen en praten. Er
zijn zelfs slaapwandelaars die in hun slaap ingewikkelde dingen gaan
doen, zoals de woonkamer veranderen, zich aankleden en eten klaarmaken. In
2005 kroop een Brits meisje zelfs op een kraanwagen. Vaak gaan slaapwandelaars
uit zichzelf weer naar bed om verder te slapen. De volgende ochtend kunnen ze
zich meestal niets herinneren van hun nachtelijke activiteiten.
Alinea 2
Rond 5 procent van de bevolking heeft als kind weleens
geslaapwandeld en is als slaapwandelaar midden in de diepe,
droomloze slaap rechtop gaan zitten, gaan rondlopen en praten. Er
zijn zelfs slaapwandelaars die in hun slaap ingewikkelde dingen gaan
doen, zoals de woonkamer veranderen, zich aankleden en eten klaarmaken. In
2005 kroop een Brits meisje zelfs op een kraanwagen. Vaak gaan slaapwandelaars
uit zichzelf weer naar bed om verder te slapen. De volgende ochtend kunnen ze
zich meestal niets herinneren van hun nachtelijke activiteiten.
1. In alinea 2 staat een signaalwoord voor het alineaverband voorbeeld.
a. Welk signaalwoord is dat?
b. Wat is de uitspraak waarna het voorbeeld volgt?
c. Wat is het voorbeeld?
a. zoals
b. Er zijn zelfs slaapwandelaars die in hun slaap ingewikkelde dingen gaan doen.
c. de woonkamer veranderen, zich aankleden en eten klaarmaken

Slide 8 - Tekstslide

Sommige wetenschappers brengen slaapwandelen bij kinderen in verband met
een vertraagde ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel. Bij volwassenen zijn
er andere oorzaken. Volwassenen slaapwandelen meestal als ze een fors
slaaptekort hebben. Een goede manier om het te voorkomen is dus op tijd naar
bed gaan. Er zijn waarschijnlijk ook andere oorzaken, zoals psychische stoornissen
waaronder schizofrenie en angst.

Bovendien zijn er onderzoeken die erop wijzen dat migrainepatiënten vaker in
hun slaap wandelen dan anderen. Maar het zijn allemaal losse gedachtes en
onderzoeken die geen totaalbeeld opleveren. Eigenlijk hebben de
wetenschappers geen idee wat nu echt de oorzaken van slaapwandelen zijn
2. In alinea 3 en in alinea 4 staat een signaalwoord voor het verband opsomming.
a. Welke signaalwoorden zijn dat?
b. Uit hoeveel delen bestaat deze opsomming?
c. Schrijf de uitspraak en de delen van deze opsomming op.
a. ook, bovendien
b. De opsomming bestaat uit drie delen.
c. Uitspraak: Bij volwassenen zijn er andere oorzaken.
Eerste deel: Volwassenen slaapwandelen meestal als ze een fors slaaptekort hebben.
Tweede deel: Er zijn waarschijnlijk ook andere oorzaken zoals psychische stoornissen waaronder schizofrenie en angst.
Derde deel: Er zijn onderzoeken die erop wijzen dat migrainepatiënten vaker in hun slaap wandelen dan anderen.
 Antwoordmodel verbergen

Slide 9 - Tekstslide

Alinea 4
Bovendien zijn er onderzoeken die erop wijzen dat migrainepatiënten vaker in
hun slaap wandelen dan anderen. Maar het zijn allemaal losse gedachtes en
onderzoeken die geen totaalbeeld opleveren. Eigenlijk hebben de
wetenschappers geen idee wat nu echt de oorzaken van slaapwandelen zijn.
3. In alinea 4 staat een signaalwoord voor het verband tegenstelling.
a. Welk signaalwoord is dat?
b. Schrijf de delen van de tegenstelling op.
a. Maar
b. De genoemde oorzaken voor slaapwandelen bij volwassenen, van ‘Volwassenen slaapwandelen … dan anderen’ aan de ene kant.
‘Het zijn allemaal losse gedachtes en onderzoeken die geen totaalbeeld opleveren’ aan de andere kant.
Deze twee zaken zijn tegengesteld aan elkaar.

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk
Lezen hoofdstuk 4: opdracht 4 en 7

Week 9: woensdag 3 maart
--> proefwerk lezen hoofdstuk 1 t/m 4
  • leer alle theorie van lezen hoofdstuk 1 t/m 4
  • bekijk het document op classroom 'theorie lezen jaar 1'

Slide 11 - Tekstslide