Révision du passé composé V1

LE PASSÉ COMPOSÉ 
   Révision                          
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

LE PASSÉ COMPOSÉ 
   Révision                          

Slide 1 - Tekstslide

Le passé composé is...
A
de tegenwoordige tijd
B
de toekomende tijd
C
de verleden tijd
D
de voltooid tegenwoordige tijd

Slide 2 - Quizvraag

De passé composé bestaat uit:
A
een hulpwerkwoord
B
een voltooid deelwoord
C
een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord
D
een bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Uit welke twee elementen bestaat de passé composé in het Frans?
Sleep die twee elementen naar het juiste vakje
Vorm van het hulpwerkwoord être
Vorm van het hulpwerkwoord avoir
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord

Slide 5 - Sleepvraag

timer
1:30
avoir
être
ont
es
avons
ai
sommes
avez
suis
a
as
sont
êtes
est

Slide 6 - Sleepvraag

Elle (regarder) (passé composé) un film sur Netflix
A
a regardé
B
ont regarder
C
as regardé
D
avons regardé

Slide 7 - Quizvraag

Ils ..... .....(envoyer ) ( passé composé)
A
ont envoyé
B
sont envoyé
C
envoyais
D
envoyait

Slide 8 - Quizvraag

Elles..... ...... (parler)
(passé composé)
A
ont parlé
B
sont parlé
C
sont parler
D
ont parlées

Slide 9 - Quizvraag

vous ..... .......(manger)

passé composé
A
vous mangez
B
vous avez mangé
C
vous êtes mangé
D
vous mangons

Slide 10 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord.
Tu ... habité à Lage Zwaluwe.
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 11 - Quizvraag

Sleep de vervoegingen naar het juiste vakje
Passé composé
Geen passé composé
Je fais
Il parle
Il a parlé
Nous avons regardé
J'ai fait
Nous regardons

Slide 12 - Sleepvraag

Il ... mangé une pomme.
A
as
B
avons
C
a
D
ai

Slide 13 - Quizvraag

Vul het voltooid deelwoord van het werkwoord tussen haakjes in.
Nous avons ... un film. (regarder)

Slide 14 - Open vraag

Klopt de passé composé in de zin?
Vous avez eu des cadeaux.
A
B

Slide 15 - Quizvraag

Elle a mangé une banane.
A
B

Slide 16 - Quizvraag

Hij heeft gegeten.
A
Il mangé.
B
Il a manger.
C
Il mange.
D
Il a mangé.

Slide 17 - Quizvraag

Jullie hebben gepraat.
A
Vous avons parlé.
B
Vous avez parlé.
C
Vous avez parler.
D
Vous parlez.

Slide 18 - Quizvraag

Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.
mon
soeur
a
écouté
un
gâteau
copain
préparé
douze

Slide 19 - Sleepvraag

Slide 20 - Tekstslide