H1 2 VWO 2024 D passé composé met avoir proefso oktober 2024

Chapitre 1
Un bel été!
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Chapitre 1
Un bel été!

Slide 1 - Tekstslide

Planning d'aujourd'hui
* Herhalen: D   de passé composé  (de voltooid verleden tijd)

Proef so maken


Donderdag 10 oktober: so h1 leren A t/m D





Slide 2 - Tekstslide

Le passé composé
De voltooid tegenwoordige tijd

Slide 3 - Tekstslide

Le passé composé
Wat is een passé composé?
Uit welke twee delen bestaat de passé composé?
Hoe maak je een voltooid deelwoord bij een werkwoord op -er?
Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord "faire"?


Slide 4 - Tekstslide

Le passé composé
* Wat is een passé composé?   De voltooid tegenwoordige tijd
* Uit welke twee delen bestaat de passé composé? hww en vd
Hulpwerkwoord: avoir    en  voltooid deelwoord: j'ai mangé

* Hoe maak je een voltooid deelwoord bij een werkwoord op -er?
Je haalt -er eraf en plaatst: é   manger  mang  mangé
* Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord "faire"?
J'ai fait = ik heb gedaan / ik heb gemaakt.


Slide 5 - Tekstslide

Le passé composé met hulpwerkwoord: avoir
Regelmatige werkwoorden eindigend op -er:
Ik heb gegeten = J'ai mangé
Ik heb ontmoet = J'ai rencontré
Ik heb gezongen = J'ai chanté

Onregelmatige werkwoorden  (uit het hoofd leren)
Ik heb gedaan/gemaakt = j'ai fait
Ik ben geweest = j'ai été
Ik heb genomen = j'ai pris
Ik heb gehad= j'ai eu

Slide 6 - Tekstslide

regarder = kijken

J'ai regardé 
Tu as regardé 
Il a regardé 
Elle a regardé 
On a regardé 
Nous avons regardé 
Vous avez regardé 
Ils ont regardé 
Elles ont regardé 
parler = praten / spreken
  

J'ai parlé
Tu as parlé
Il a parlé
Elle a parlé
On a parlé
Nous avons parlé
Vous avez parlé
Ils ont parlé
Elles ont parlé 

Slide 7 - Tekstslide

avoir = hebben

J'ai eu 
Tu as eu
Il a eu 
Elle a eu 
On a eu 
Nous avons eu 
Vous avez eu 
Ils ont eu
Elles ont eu
être = zijn
  

J'ai été
Tu as été
Il a été
Elle a été
On a été
Nous avons été
Vous avez été
Ils ont été
Elles ont é é

Slide 8 - Tekstslide

regarder = kijken

Ik heb gekeken
Jij hebt gekeken
Hij heeft gekeken
Zij heeft gekeken
Men heeft gekeken
Wij hebben gekeken
Jullie hebben gekeken
Zij hebben gekeken
Zij hebben gekeken
Parler = praten / spreken
  

Ik heb gepraat / gesproken
Jij hebt gepraat / gesproken
Hij heeft gepraat / gesproken
Zij heeft gepraat / gesproken
Men heeft gepraat / gesproken
Wij hebben gepraat / gesproken
Jullie hebben gepraat  U heeft .....
Zij hebben gepraat / gesproken
Zij hebben gepraat / gesproken

Slide 9 - Tekstslide

Hakken en plakken
Ik heb gegeten = J'ai mangé

manger  - er  stam: mang 
mang + é

het voltooid deelwoord is:
mangé

Slide 10 - Tekstslide

Hakken en plakken
Jij hebt gekeken = Tu as regardé

regarder  - er  stam: regard 
regard + é

het voltooid deelwoord is:
regardé

Slide 11 - Tekstslide

Le passé composé
Wat valt op?  

Ik ben geweest = J'ai été  ( je zou willen vertalen: ik heb geweest)

Dit is dus een uitzondering!


Slide 12 - Tekstslide

Le passé composé
Hoe zien de uitgangen eruit van:

De onregelmatige werkwoorden être /  avoir  / faire  / prendre:

être         :                            dus 
avoir        :                            dus
faire         :                           dus
prendre    :                           dus


Slide 13 - Tekstslide

avoir = hebben

Ik heb gehad 
Jij hebt gehad
Hij heeft gehad 
Zij heeft gehad 
Men heeft gehad
Wij hebben gehad
Jullie hebben gehad  U heeft gehad
Zij hebben gehad
Zij hebben gehad
être = zijn          Uitzondering!!!
  

Ik ben geweest
Jij bent geweest
Hij is geweest
Zij is geweest
Men is geweest
Wij zijn geweest
Jullie zijn geweest  U bent geweest
Zij zijn geweest
Zij zijn geweest

Slide 14 - Tekstslide

Fais l'épreuve!
Maak het proef so.

Ben je klaar dan ga aan de slag met bijvoorbeeld de vocabulaire en/of de phrases-clés oefenen.

Slide 15 - Tekstslide

Instruction
Wat     : Maken stencil: passé composé met het hulpwerkwoord avoir
Hoe     : Vul het stencil in en werk uit je hoofd. 
Wie     :  Alleen in stilte
Tijd     :  10 minuten
Klaar  :  Starten met leren phrases-clés: C (blz. 54)
              Schrijf de zinnen voluit achterin je schrift. 

Slide 16 - Tekstslide

Les devoirs

Leren A t/m D  so h1             

Slide 17 - Tekstslide

In deze Franse les ben ik meer te weten gekomen over.......

Slide 18 - Woordweb

La fin du cours. À la prochaine!

Slide 19 - Tekstslide

Question: uit welke twee delen bestaat de voltooid tegenwoordige tijd: De passé composé bestaat uit ....... en ........

Slide 20 - Open vraag

De passé composé
De voltooid tegenwoordige tijd bestaat in het Frans uit :

* een hulpwerkwoord
* en een voltooid deelwoord

Voorbeeld:  Tu as écouté?    Vous avez mangé?

Slide 21 - Tekstslide

Le passé composé

In dit hoofdstuk behandelen wij alleen de regelmatige en onregelmatige werkwoorden die worden vervoegd met het hulpwerkwoord: avoir

Slide 22 - Tekstslide

De passé composé
Regelmatige werkwoorden:
-er:     regarder / parler
-ir:      finir / choisir
-re:     vendre / attendre
 
Onregelmatige werkwoorden:
 avoir / être / faire / prendre

Slide 23 - Tekstslide

Le passé composé

Wij gaan een test doen of jullie de vervoegingen van het werkwoord "avoir" in de tegenwoordige tijd (présent) nog goed weten. 

Wij werpen even een blik op page 168

Slide 24 - Tekstslide

Typ nu alle vervoegingen in van het werkwoord "avoir" in de présent:

Slide 25 - Woordweb

Prends ton cahier!
Il faut prendre des notes!

Slide 26 - Tekstslide

Le passé composé

Wij gaan twee regelmatige werkwoorden en twee onregelmatige werkwoorden vertalen in het schrift.

Pak je schrift!

Slide 27 - Tekstslide

Sur la table....
* TON LIVRE: A

* TON CAHIER

* TA TROUSSE

* TON ORDINATEUR

Slide 28 - Tekstslide

Sujet
Le sujet de chapitre 1: Raconter de tes vacances.
A: Quelle surprise. Hector et Éloise sont sur une fête. Éloise a fait un camp de vacances. Elle a rencontré Lucas Martin.
B: Madagascar, c'est chouette! Lina a été à Madagascar (Mada). Elle a pris une photo avec un lémurien. Elle a fait du canoé. Elle a mangé dan un restaurant tyique de la capitale. La capitale est Tana.

Les buts:
De passé composé (bijvoorbeeld: j'ai mangé)
Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 29 - Tekstslide

Quel temps fait-il aujourd'hui? 
Il fait beau                 Il fait mauvais
Il fait chaud               Il fait froid   
Il fait du soleil            Il pleut    
Il neige                           
Il fait du vent             Il est nuageux 

Slide 30 - Tekstslide

Quel temps fait-il aujourd'hui? 
Il y a du brouillard       Il gèle   et   il dégèle

        

Il a y de l'orage                 

Slide 31 - Tekstslide

Prends ton cahier!
Il faut prendre des notes!

Slide 32 - Tekstslide