Mens & NatuurVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1
In deze les zitten 233 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 14 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
SPORTEN
een sport kiezen
snelheid
lenigheid
kracht
uithoudingsvermogen: verbranding en ademhaling
uithoudingsvermogen: bloed, spieren en voeding
gezond sporten
Slide 1 - Tekstslide
sport
Lichamelijke inspanning of geestelijke inspanning die in wedstrijdvorm getest worden, met regels en een organisatie.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
lichamelijk en geestelijk
Lichamelijke inspanning heeft te maken met bewegen
Geestelijke inspanning heeft te maken met (na)denken
Slide 4 - Tekstslide
Individuele sporten (alleen)
Fitness
Atletiek
Fietsen
Zwemmen
schaatsen
etc.
Teamsporten (groep)
Voetbal
Volleybal
Korfbal
Hockey
Rugby
etc.
Slide 5 - Tekstslide
topsport
Is sport op het hoogste niveau
Sporters zijn er elke dag van de week mee bezig
Meestal wordt er geld verdiend
amateur sport
Is sport op lager niveau
Mensen doen het in hun vrije tijd
Er wordt er geen geld mee verdiend
Slide 6 - Tekstslide
actieve sportbeoefening
Doe je zelf aan sport
Voorbeeld: je zit op tennis of voetbal.
passieve sportbeoefening
Volg je een bepaalde sport zonder er zelf actief aan mee te doen
Voorbeeld: naar een wedstrijd kijken
Slide 7 - Tekstslide
Opmerkingen
Schaken en dammen is ook een sport
Waarom? -> Denken is een geestelijke inspanning, er zijn spelregels, er zijn wedstrijden, etc
Bij sommige lichamelijke inspanningen (zoals shoppen, schoonmaken, etc) is er geen sprake van wedstrijdvorm, spelregels, organisatie, etc. De mensen die dit doen ervaren het wel als sport, maar het is dus geen sport
Slide 8 - Tekstslide
Paardrijden
A
Individuele sport
B
Teamsport
Slide 9 - Quizvraag
hardlopen op de loopband
A
Lichamelijke inspanning
B
Geestelijke inspanning
Slide 10 - Quizvraag
computerspel spelen
A
Lichamelijke inspanning
B
Geestelijke inspanning
Slide 11 - Quizvraag
voetbalwedstrijd kijken op tv
A
Lichamelijke inspanning
B
Geestelijke inspanning
Slide 12 - Quizvraag
redenen om te sporten
ontspanning
gezelligheid
gezondheid
een mooier uiterlijk
plezier in bewegen
lenigheid
je kunnen verdedigen
geld
beroemdheid
Slide 13 - Tekstslide
0
Slide 14 - Video
functies van sportkleding
je makkelijk te bewegen
het niet te warm te krijgen
je teamgenoten te herkennen
je te beschermen
als hulpmiddel te gebruiken
Slide 15 - Tekstslide
oorzaken van blessures
ruwheid en overtreding van de spelregels
ongeoefendheid en onvoldoende techniek
gebrek aan conditie
overbelasting en oververmoeidheid van de spieren
onvoldoende warming-up / cooling down
slecht weer,
te snel starten na een blessure
slechte sportuitrusting
Slide 16 - Tekstslide
blessures voorkomen
een goede warming-up en cooling-down
bij een onbekende sport niet te fanatiek te starten
een goede valtechniek.
Slide 17 - Tekstslide
blessures behandelen
kneuzing / verzwikking -> rust
bij een ernstige verzwikking kunnen de banden scheuren -> rust
breuk -> gips
Veel blessures worden behandeld met ijswater. Dit vermindert een inwendige bloeding, zwelling en pijn
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
een oorzaak van blessure kan een gebrek aan techniek zijn
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quizvraag
tactiek
Afspraken over hoe je een wedstrijd gaat spelen en hoe je gaat samenwerken met je team. Wie krijgt welke taak.
Slide 21 - Tekstslide
Ik houd van bloemen
A
Mening
B
Argument
Slide 22 - Quizvraag
Ik houd van bloemen, want ze ruiken lekker
A
Mening
B
Argument
Slide 23 - Quizvraag
mentaal (geestelijk)
het is gezellig, sociale contacten
ontspanning
geluksstofje (endorfine) wordt aangemaakt in hersenen
minder stress
beter slapen
beter geheugen
beter concentreren
sport verbroedert
fysiek (lichamelijk)
beter uithoudingsvermogen
hart wordt groter en sterker
meer bloed en zuurstof naar de hersenen
Je krijgt meer spieren of je wordt leniger
gezonder gewicht
zweet voert afvalstoffen af
Je reageert sneller
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
kwaliteiten en lichaamsbouw
Per sport heb je andere kwaliteiten en lichaamsbouw nodig:
sprinter -> snelheid
turnen -> lenigheid
gewichtsheffen -> kracht
marathon lopen -> uithoudingsvermogen
basketbal -> lang zijn
sumoworstelaar -> dik zijn
Slide 26 - Tekstslide
kleding
Als je gaat sporten, heb je daar soms speciale kleding voor nodig..
makkelijk in kunnen bewegen en zweten
Veiligheid (helm, scheenbeschermers)
herkenning (tussen eigen team / tegenstander of tussen speler / keeper)
hulpmiddel (bv voetbalschoen, honkbalhandschoen)
Slide 27 - Tekstslide
Coaching
Kritiek geven
Slide 28 - Tekstslide
Keuzes maken..
Waardevol
Mening
Argumenten
Slide 29 - Tekstslide
Welk onderdeel hoort niet bij een triathlon?
A
hardlopen
B
zwemmen
C
fietsen
D
schieten
Slide 30 - Quizvraag
Uit welke land kwam de voetballer Diego Maradona?
A
Brazilië
B
Argentinië
C
Spanje
D
Portugal
Slide 31 - Quizvraag
Hoe wordt het midden van een dartbord ook wel genoemd?
A
De roos
B
Bull(s Eye)
C
Middle
D
Center
Slide 32 - Quizvraag
Met welke kleur wordt de moeilijkste skihelling aangeduid?
A
blauw
B
grijs
C
zwart
D
rood
Slide 33 - Quizvraag
Waarmee kan een bal worden weggeslagen?
A
Racket
B
Club
C
Stick
D
Alledrie zijn waar
Slide 34 - Quizvraag
Waarop beweegt een rodelaar zich voort?
A
slee
B
ski's
C
een plank
D
schaatsen
Slide 35 - Quizvraag
Welke sport hoort bij Wimbledon?
A
Schaatsen
B
Volleybal
C
Basketbal
D
Tennis
Slide 36 - Quizvraag
Hoeveel ogen staan er maximaal op een domino-steen?
A
6
B
12
C
18
D
24
Slide 37 - Quizvraag
Hoeveel ringen staan er op de Olympische vlag?
A
3
B
4
C
5
D
6
Slide 38 - Quizvraag
Waartegen slaan badmintonspelers?
A
een bal
B
plumpie
C
veertjes
D
shuttle
Slide 39 - Quizvraag
Ter ere van welke god waren de Olympische Spelen?
A
Niké
B
Poseidon
C
Apollo
D
Zeus
Slide 40 - Quizvraag
Wat symboliseren de gekleurde ringen op de olympische vlag?
A
nationaliteiten
B
landen
C
werelddelen
D
aantal sporten
Slide 41 - Quizvraag
Uit hoeveel onderdelen bestaat een triathlon?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 42 - Quizvraag
Hoe heet het drinkflesje van een wielrenner?
A
Bottle
B
Drinkfles
C
Bidon
D
Bidonet
Slide 43 - Quizvraag
Hoeveel zwarte vakjes zijn er op een schaakbord?
A
32
B
36
C
40
D
44
Slide 44 - Quizvraag
Welke zwemslag gebruik je het meest bij waterpolo?
A
radslag
B
schoolslag
C
borstcrawl
D
poloslag
Slide 45 - Quizvraag
Hoe heet degene die tijdens een golfwedstrijd de golfclubs voor zijn speler draagt?
A
Carrie
B
Caddie
C
Drager
D
Assistent
Slide 46 - Quizvraag
Bij welke sport heb je dit nodig?
A
golf
B
schermen
C
cricket
D
curling
Slide 47 - Quizvraag
"Geen woorden, maar daden..." Welke voetbalclub zingt hiervan?
A
Ajax
B
FC Utrecht
C
Feyenoord
D
PSV
Slide 48 - Quizvraag
Welke kleur judoband draagt een judoka die aan zijn eerste les begint?
A
Rood
B
Wit
C
Blauw
D
Oranje
Slide 49 - Quizvraag
Hoe heet het als een voetballer 3 keer achter elkaar scoort in 1 helft?
A
Penalty
B
Corner
C
Hattrick
D
Doelpunt
Slide 50 - Quizvraag
In welke sport wordt gebruik gemaakt van een paard en een bok?
A
paardensport
B
mountainbiken
C
turnen
D
hardlopen
Slide 51 - Quizvraag
Jouw sport (opdracht)
Waarom sport je?
wat is je favoriete sport?
Wat vind je zo leuk aan deze sport?
Welke kleding draag je tijdens deze sport? Welk materiaal gebruik je?
Wat is de functie van deze kleding? Wat is de functie van je materiaal?
Individueel of teamsport? Wat zijn de spelregels? tactiek?
Welke lichaamsbouw is handig voor deze sport? Waarom?
Wie is je favoriete sporter/idool?
Wat vind je zo goed aan hem/haar?
Slide 52 - Tekstslide
SPORTEN
een sport kiezen
snelheid
lenigheid
kracht
uithoudingsvermogen: verbranding en ademhaling
uithoudingsvermogen: bloed, spieren en voeding
gezond sporten
Slide 53 - Tekstslide
Slide 54 - Tekstslide
Wat weet je al over snelheid?
Slide 55 - Woordweb
SPORTEN
een sport kiezen
snelheid
lenigheid
kracht
uithoudingsvermogen: verbranding en ademhaling
uithoudingsvermogen: bloed, spieren en voeding
gezond sporten
Slide 56 - Tekstslide
Slide 57 - Tekstslide
Wat weet je al over lenigheid?
Slide 58 - Woordweb
kogelgewricht
de gewrichtskogel van het ene bot draait in de gewrichtskom van het andere bot
dit gewricht kan alle kanten op bewegen
bijvoorbeeld je schoudergewricht en heupgewricht
Slide 59 - Tekstslide
Je lichaam bestaat uit verschillende delen. Waar horen je armen bij?
A
Ledematen
B
Romp
C
Hoofd
Slide 60 - Quizvraag
Beenverbindingen
Er bestaan verschillende soorten gewrichten.
De belangrijkste 2 zijn:
kogelgewrichten
scharniergewrichten
Slide 61 - Tekstslide
Een vinger uit de kom wordt behandeld door een arts!
Slide 62 - Tekstslide
Slide 63 - Video
Slide 64 - Tekstslide
Slide 65 - Tekstslide
Slide 66 - Tekstslide
sportevenement (opdracht)
Bedenk een sportevenement
Welke sport, welke locaties/route,
prijs
Slide 67 - Tekstslide
Slide 68 - Tekstslide
SPORTEN
een sport kiezen
snelheid
lenigheid
kracht
uithoudingsvermogen: verbranding en ademhaling
uithoudingsvermogen: bloed, spieren en voeding
gezond sporten
Slide 69 - Tekstslide
Slide 70 - Tekstslide
Wat weet je al van kracht?
Slide 71 - Woordweb
Slide 72 - Video
SPORTEN
een sport kiezen
snelheid
lenigheid
kracht
uithoudingsvermogen: verbranding en ademhaling
uithoudingsvermogen: bloed, spieren en voeding
gezond sporten
Slide 73 - Tekstslide
Verbranding en ademhaling
Slide 74 - Tekstslide
wat weet je al over verbranding en ademhaling?
Slide 75 - Woordweb
bloed, spieren en voeding
Slide 76 - Tekstslide
SPORTEN
een sport kiezen
snelheid
lenigheid
kracht
uithoudingsvermogen: verbranding en ademhaling
uithoudingsvermogen: bloed, spieren en voeding
gezond sporten
Slide 77 - Tekstslide
Slide 78 - Tekstslide
SPORTEN
een sport kiezen
snelheid
lenigheid
kracht
uithoudingsvermogen: verbranding en ademhaling
uithoudingsvermogen: bloed, spieren en voeding
gezond sporten
Slide 79 - Tekstslide
Slide 80 - Tekstslide
Sleep de afbeelding naar het juiste orgaanstelsel
Ademhalings-
stelsel
Spier
stelsel
botten
stelsel
bloedvaten
stelsel
Slide 81 - Sleepvraag
wat weet je al over bloed, spieren en voeding?
Slide 82 - Woordweb
wat weet je al over; gezond sporten?
Slide 83 - Woordweb
Wat is een blessure?
Slide 84 - Tekstslide
Hoe ontstaan sportblessures?
Slide 85 - Tekstslide
Hoe voorkom je blessures?
Slide 86 - Tekstslide
Bloedneus
Slide 87 - Tekstslide
Bloedneus
Hoofd naar voren .
Uitsnuiten.
Neusbotje vastpakken en druk geven .
Watten plaatsen .
5 minuten wachten .
Stopt het niet? Naar ziekenhuis
Slide 88 - Tekstslide
Wat doe je bij een bloedneus
A
Direct watjes in de neus tot de bloeding stopt
B
Snuiten en 5 min. dichtknijpen
C
Hoofd achterover en iets kouds in de nek
D
Direct 112 bellen
Slide 89 - Quizvraag
Stikken
- persoon iets voorover laten staan.
- Enige klappen (lichtjes omhoog)tussen de schouderbladen, terwijl er één schouder wordt tegengehouden
- Gebeurt er niets, pas dan de Heimlichmanoeuvre toe. (staand of zittend):
Slide 90 - Tekstslide
Heimlichmanoeuvre
Achter de zich verslikkende / stikkende persoon staan.
Doe je vuist / onderarm bij kleine kind net onder de ribbenboog van het slachtoffer.
Omvat met de andere hand deze vuist/onderarm
Trek met een ruk beide handen schuin omhoog naar jezelf toe.