Meesterproef verzorging

Meesterproef verzorging
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
Voortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Meesterproef verzorging

Slide 1 - Tekstslide

Noem 10 woorden die met verzorging te maken hebben

Slide 2 - Open vraag

Verzorging is:
  • Woonhulp ouderenzorg
  • Woonhulp gehandicaptenzorg
  • Thuishulp 
  • Werken in een kinderrijk omgeving
  • hulp in de huishouding
  • uiterlijke verzorging

Slide 3 - Tekstslide

ouderenzorg

Slide 4 - Tekstslide

De oudere meneer Derksen vergeet erg veel.
Van welke ziekte is dit een kenmerk?
A
griep
B
diabetes
C
dementie
D
verkoudheid

Slide 5 - Quizvraag

Sommige ouderen wonen in een woonzorgcentrum.
Wanneer komen ouderen in een woonzorgcentrum terecht?
A
Als je ouder bent dan 70 jaar
B
Als ouderen niet goed zelfstandig meer kunnen wonen

Slide 6 - Quizvraag

gehandicaptenzorg

Slide 7 - Tekstslide

Wat is belangrijk bij het vervoer van een cliënt in een rolstoel?
A
Zorg dat de cliënt warm of koel genoeg is gekleed.
B
Zorg dat de banden hard zijn.
C
Ga achterwaarts een stoep af.
D
Laat hem of haar zoveel mogelijk zelf het woord voeren, bijvoorbeeld in winkels.

Slide 8 - Quizvraag

Thuishulp 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Welke schoonmaak taken heb je gezien in het filmpje?
timer
2:00

Slide 11 - Open vraag

Werken in een kinderrijke omgeving

Slide 12 - Tekstslide

Wat moet je NIET doen bij het voorlezen aan een peuter?
A
Plaatjes aanwijzen
B
Over de kaft praten
C
Vragen stellen over het boek.
D
De televisie aanzetten

Slide 13 - Quizvraag

hulp in de huishouding

Slide 14 - Tekstslide

Welk etiket is belangrijk als je kleding gaat wassen?
A
maatetiket
B
behandelingsetiket
C
prijskaartje

Slide 15 - Quizvraag

Waarop sorteer je een stapel wasgoed?
A
damesgoed
B
herengoed
C
kleur
D
keukenschorten

Slide 16 - Quizvraag

uiterlijke verzorging

Slide 17 - Tekstslide

Uiterlijke verzorging heeft te maken met haarverzorging, huidverzorging, visagie en nagels.
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

Praktische opdracht
Ouderenzorg

Slide 19 - Tekstslide

Deze opdracht doe je met zijn tweeën.
Vraag een klasgenoot.

Slide 20 - Tekstslide

Eén van jullie speelt een oudere.

Slide 21 - Tekstslide

De oudere gaat naar een zitje op de bovenverdieping.

Slide 22 - Tekstslide

De verzorger gaat met de rolstoel naar boven. Vraag eerst toestemming.

Slide 23 - Tekstslide

Neem de oudere mee naar benenden.

Slide 24 - Tekstslide

Ga met de oudere aan een tafel zitten en maak een praatje.

Slide 25 - Tekstslide

Zet thee

Slide 26 - Tekstslide

Serveer de thee met een koekje erbij.

Slide 27 - Tekstslide

Kies de activiteit die je wil doen: Of nagels lakken of een gezelschapsspel.

Slide 28 - Tekstslide

Maak een foto van de activiteit

Slide 29 - Open vraag

Breng de oudere terug

Slide 30 - Tekstslide

Ruim de tafel op, doe de afwas.

Slide 31 - Tekstslide

Praktische opdracht
kindzorg

Slide 32 - Tekstslide

Er ligt veel fruit in de winkel. Fruit uit andere landen is duur. Welk soort fruit komt uit Nederland?
A
appels en peren
B
sinaasappels en mandarijnen
C
bananen en appels
D
druiven en peren

Slide 33 - Quizvraag

Seizoensvruchten zijn vooral in de zomer te koop. Wat is een seizoensvruchten?
A
peren
B
appel
C
aardbeien
D
bananen

Slide 34 - Quizvraag

Welk fruit zou je niet aan kinderen onder de drie geven?
A
kiwi
B
banaan
C
mandarijn
D
appel

Slide 35 - Quizvraag

Je gaat een fruithap voor 4 personen voorbereiden

Slide 36 - Tekstslide

Maak hieronder je boodschappenlijstje.

Slide 37 - Open vraag

Maak het fruit schoon

Slide 38 - Tekstslide

Snijd het fruit in kleine stukjes en serveer het fruit met een glas water.

Slide 39 - Tekstslide

maak hier een foto van

Slide 40 - Open vraag

maak een invlecht of een opvlecht

Slide 41 - Tekstslide

maak een foto van de vlecht

Slide 42 - Open vraag

Extra

Slide 43 - Tekstslide