In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
Waar kun je als helpende zorg werken?
A
in de kinderopvang
B
in een schoonmaakbedrijf
C
in een eetcafé
D
in de thuiszorg
Slide 1 - Quizvraag
Mevrouw Jansma heeft ouderdomsdiabetes. Wat geef je mevrouw te drinken?
Wat kun je het best voor haar inschenken?
A
frisdrank
B
thee zonder suiker
C
chocolademelk
D
koffie met suiker
Slide 2 - Quizvraag
Waar vindt ambulante zorg plaats?
A
in een speciaal daarvoor bestemd gebouw
B
in een ambulance
C
in de eigen omgeving van de cliënt
D
in de operatiekamer van een ziekenhuis
Slide 3 - Quizvraag
Na een operatie heeft mevrouw Ter Haar veel zorg nodig. Zij kan niet meer thuis blijven wonen. Waar kan zij het best gaan wonen?
A
appartement
B
seniorenwoning
C
bungalow
D
woonzorgcentrum
Slide 4 - Quizvraag
De oudere meneer Derksen vergeet erg veel. Van welke ziekte is dit een kenmerk?
A
artrose
B
diabetes
C
dementie
D
reuma
Slide 5 - Quizvraag
Als helpende zorg geef je persoonlijke verzorging aan cliënten. Welke werkzaamheid hoort bij persoonlijke verzorging?
A
boodschappen doen
B
ramen zemen
C
lichaamstemperatuur meten
D
gezinswas doen
Slide 6 - Quizvraag
Mevrouw Smit heeft zin in gebakken kip met kerriesaus, zilvervliesrijst en karamelvla. Uit welk vak van de Schijf van Vijf heeft zij NIETS gekozen?
A
brood en aardappelen
B
groente en fruit
C
vet en olie
D
zuivel, vlees, en vis
Slide 7 - Quizvraag
Meneer De Groot heeft ouderdomsdiabetes. Wat kan hij beter NIET eten?
A
gebakken aardappelen
B
kipfilet
C
vla
D
spinazie
Slide 8 - Quizvraag
Welk voedingsmiddel kun je gebruiken als vervanger voor aardappelen?
A
yoghurt
B
Spinazie
C
Zilvervliesrijst
D
ei
Slide 9 - Quizvraag
Wat zijn voorbeelden van fysieke achteruitgang?
A
minder goed kunnen lopen
B
Minder goed kunnen zingen
C
minder goed kunnen onthouden
D
Niet meer onthouden wat je hebt gegeten
Slide 10 - Quizvraag
Wat zijn voorbeelden van geestelijke achteruitgang?
A
incontinent worden
B
Minder goed zien
C
slechter horen
D
vergeetachtig worden
Slide 11 - Quizvraag
Welk etiket is belangrijk als je kleding gaat wassen?
A
maatetiket
B
behandelingsetiket
C
samenstellingsetiket
D
merketiket
Slide 12 - Quizvraag
Waarop sorteer je een stapel wasgoed?
A
damesgoed
B
herengoed
C
kleur
D
keukenschorten
Slide 13 - Quizvraag
Op het behandelingsetiket van een katoenen schort zie je dat je het schort op hoge temperatuur kunt strijken. Hoeveel stippen staan er in het etiket?
A
4 stippen
B
1 stip
C
2stippen
D
3 stippen
Slide 14 - Quizvraag
Hoe houd je rekening met de privacy van de cliënt bij het opmeten van de temperatuur?
A
door bezoek toe te laten bij de patiënt
B
door het licht uit te doen
C
door de slaapkamerdeur te sluiten
D
door tegelijkertijd het bed te verschonen
Slide 15 - Quizvraag
Zorgvragers kunnen verschillende soorten hulp krijgen. Bijvoorbeeld hulp bij het huishouden.Bij welke instantie vraag je hulp aan via de Wet maatschappelijke ondersteuning?
A
gemeente
B
landelijke overheid
C
politiek
D
provincie
Slide 16 - Quizvraag
Wat is belangrijk bij de begeleiding van zorgvragers in een rolstoel?
A
controleren van de veiligheidsgordel
B
voorkómen dat de zorgvrager zelf de wielen aanduwt
C
weten hoe de remmen werken
D
gaan zitten als je een gesprek voert met de zorgvrager
Slide 17 - Quizvraag
Welk wasgoed kun je beter NIET in een droogtrommel drogen?
A
badhanddoek
B
theedoek
C
zijden blouse
D
katoenen trui
Slide 18 - Quizvraag
Niet alles heeft dezelfde schoonmaakfrequentie Hoe vaak maak je een operatiekamer schoon?
A
1 x per 2 dagen
B
1x per 3 dagen
C
Iedere dag
D
1 x per week.
Slide 19 - Quizvraag
Wat is losliggend vuil?
A
stof
B
jusvlek
C
bacteriën
D
limonadevlek
Slide 20 - Quizvraag
De zonwering in de slaapkamer van meneer Van Huffelen maak je 1 keer per jaar schoon. Hoe noem je deze schoonmaakbeurt?
A
dagelijkse beurt
B
grote beurt
C
eindbeurt
D
tussenbeurt
Slide 21 - Quizvraag
Mevrouw Griens is bedlegerig. Wat betekent dit?
A
Zij kan door haar ziekte haar bed niet meer uit.
B
Zij wil de hele dag in bed blijven liggen.
C
Zij slaapt 's nachts slecht en wil 's ochtends wat langer blijven liggen
D
Zij is erg lui.
Slide 22 - Quizvraag
Mevrouw Jacobsen gebruikt incontinentiemateriaal. Je ziet dat er een ongelukje is gebeurd. Wat is een ongelukje?
A
Mevrouw Jacobsen heeft zich bezeerd.
B
Het incontinentiemateriaal heeft gelekt.
C
Het bed van mevrouw Jacobsen is stukgegaan.
D
Mevrouw Jacobsen heeft het verkeerde incontinentiemateriaal gebruikt
Slide 23 - Quizvraag
De dochters van mevrouw Den Besten zorgen meestal voor de warme maaltijd Welk soort zorg geven de dochters?
A
informele zorg
B
mantelzorg
C
professionele zorg
D
zelfzorg
Slide 24 - Quizvraag
Het leveren van maatwerk is in de zorg heel belangrijk. Wat betekent maatwerk in de zorg?
A
De zorg is precies afgestemd op de wensen van de zorgverlener.
B
Alle zorgvragers krijgen precies dezelfde soort zorg
C
De zorg is precies afgestemd op de wensen van de zorgvrager.
D
De zorgverlener mag kiezen aan welke zorgvrager hij hulp verleent.
Slide 25 - Quizvraag
Meneer Ritsen heeft een longontsteking. Hij krijgt door zijn huisarts een kuur voorgeschreven. Wanneer moet meneer Ritsen stoppen met de kuur?
A
als de longontsteking minder wordt
B
als hij niet meer hoest
C
als de longontsteking over is
D
als de tabletten op zijn
Slide 26 - Quizvraag
Sommige ouderen wonen in een woonzorgcentrum. Wanneer komen ouderen in een woonzorgcentrum terecht?
A
als ouderen zelfredzaam zijn
B
als ouderen verpleging nodig hebben
C
als ouderen niet goed zelfstandig meer kunnen wonen
D
als ouderen geen familie meer hebben voor mantelzorg
Slide 27 - Quizvraag
Welke kenmerken horen bij de griep?
A
Misselijkheid, diabetes
B
Misselijkheid, dementie
C
Misselijkheid, slechtziend
D
Misselijkheid, koorts
Slide 28 - Quizvraag
Mevrouw Boels heeft een beroerte gehad. Wat is een beroerte?
A
een teveel aan bloed en zuurstof in de hersenen
B
een verstopping van een bloedvat in de hersenen
C
een gesprongen bloedvat in de hersenen
D
een tekort aan bloed en zuurstof in de hersenen
Slide 29 - Quizvraag
Wat is een CVA?
A
Hartinfarct
B
Herseninfarct
C
Hersenbloeding
D
Beroerte
Slide 30 - Quizvraag
Meneer Logister is spastisch Wat betekent dat?
A
Hij heeft een motorische handicap.
B
Hij heeft een zintuiglijke handicap.
C
Hij heeft een geestelijke handicap.
D
Hij heeft een sociale handicap.
Slide 31 - Quizvraag
Waarom is het belangrijk om tandplaque te verwijderen?
A
Omdat door tandplaque je tandenborstel erg snel slijt.
B
Omdat je van tandplaque een heel slechte adem krijgt.
C
Omdat de bacteriën in tandplaque ervoor zorgen dat je de griep kunt krijgen.
D
Omdat je dan minder risico hebt op ontstoken tandvlees en loszittende tanden.
Slide 32 - Quizvraag
Wat zijn de overeenkomsten tussen mantelzorg en vrijwilligerswerk op elkaar?
A
In beide gevallen werk je voor mensen die ziek zijn.
B
In beide gevallen werk je bij mensen thuis.
C
In beide gevallen doe je werk dat niemand anders wil doen.
D
In beide gevallen krijg je niet betaald.
Slide 33 - Quizvraag
Voedingsvezels horen bij een gezond voedingspatroon. Welke goede eigenschap hebben voedingsvezels?