Grammatica 3.1, 3,2 en 3.3: Het werkwoord indicativus praesens

Het werkwoord: persoonsuitgangen indicativus praesens



ARGO 3.1, 3.2 en 3.3
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Het werkwoord: persoonsuitgangen indicativus praesens



ARGO 3.1, 3.2 en 3.3

Slide 1 - Tekstslide

In deze lessonup 
herhaal/leer je over het Griekse werkwoord
- de indicativus
- het praesens
- de uitgangen

Slide 2 - Tekstslide

Op welke letters eindigt een 3 ev praesens ook alweer in het Grieks?
A
-ουσιν
B
-ει
C
-ειν
D
-ος

Slide 3 - Quizvraag

Staat er een infinitivus in deze zinnen?
Zij lopen naar school
Zij willen naar school fietsen
A
Ja, lopen
B
Ja, willen
C
Ja, fietsen
D
Nee, er is geen inf.

Slide 4 - Quizvraag

Wat je al weet: 
Ἡ γυνὴ τὸν υἱὸν καλεῖ.
 De vrouw roept de zoon.  (3e ev)
Αἱ γυναῖκες τὸν υἱὸν καλοῦσιν.
 De vrouwen roepen de zoon. (3e mv)
Τὸν υἱὸν ἐθελουσι καλεῖν.
 Zij willen de zoon roepen. (inf)

Slide 5 - Tekstslide

Indicativus
= het rijtje van de persoonsvormen
dus: ik, jij, hij/zij/het, wij, jullie, zij

Slide 6 - Tekstslide

Praesens
 = tegenwoordige tijd
dus: 
ik loop, jij schrijft, zij timmert, wij lezen, jullie kijken, zij lachen

Slide 7 - Tekstslide

Welke zin is goed Grieks?
A
ὁ θεος τας γυναικας λυειν
B
ὁ θεος τας γυναικας λυει
C
ὁ θεος τας γυναικας λυουσιν
D
ὁ θεος τας γυναικας λυετε

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Werkwoord
ev
mv
1e
1e
2e
2e
3e
3e
jullie
wij
zij
ik
hij/zij/het
jij

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Tekstslide

Als je de uitgangen soepel kent, kun je van elke vorm bepalen welke persoon het is

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoord
ev
mv
1e
1e
2e
2e
3e
3e
ετε
ομεν
ουσι(ν)
ω
ει
εις

Slide 13 - Sleepvraag

Bijzonder in het Grieks
als het onderwerp van de zin een onzijdig meervoud is, staat de persoonsvorm in het enkelvoud:

 


Τὰ τέκνα φεύγει. De kinderen vluchten.

Slide 14 - Tekstslide

Persoonsvorm en pers. vnw.
Je kunt persoon en getal uit de persoonsuitgang afleiden

 

 Τὸ δεῖπνον παρασκευάζω.
 Ik maak de maaltijd klaar.

Het pers. vnw. in de nominativus:  alleen voor nadruk 

Slide 15 - Tekstslide

θαυμαζετε
A
ik bewonder
B
wij bewonderen
C
zij bewonderen
D
jullie bewonderen

Slide 16 - Quizvraag

γιγνωσκουσιν
A
ik weet
B
jullie weten
C
hij weet
D
zij weten

Slide 17 - Quizvraag

χαιρω
A
ik verheug me
B
zij verheugen zich
C
jullie verheugen je
D
wij verheugen ons

Slide 18 - Quizvraag

ἀκουετε
A
ik luister
B
jullie luisteren
C
wij luisteren
D
geen van deze antwoorden

Slide 19 - Quizvraag

Τα πλοια φευγει
betekent:
A
Hij vlucht in het schip
B
Het schip vlucht
C
De schepen vluchten
D
De vluchteling vaart

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord vertaal je met 'jij zegt'?
A
λεγω
B
λεγει
C
λεγεις
D
λεγειν

Slide 21 - Quizvraag

Welke tijd is het praesens?
A
Verleden tijd
B
Gebiedende wijs
C
Tegenwoordige tijd
D
Voltooid verleden tijd

Slide 22 - Quizvraag

Ik
Jij
Hij zij het
Wij
Jullie
Zij
Infinitivus
ἀκουεις
ἐθελομεν
παρεχετε
λεγειν
ἐχω
λαμβανουσιν
ἁρπαζει

Slide 23 - Sleepvraag

Ik snap het Griekse werkwoord
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll