Verleden tijd sterke werkwoorden

Werkwoorden

Hoofdstuk 3 - Spelling
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Werkwoorden

Hoofdstuk 3 - Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Opening
Leerlingen stromen het lokaal binnen.

2 minuten
Wat gaan we vandaag doen?
Aan het einde van deze les...
  • ... kan ik sterke werkwoorden in de verleden tijd juist spellen.


    Slide 2 - Tekstslide

    Wat gaan we vandaag doen?
    Doornemen van de lesopbouw en lesdoelen.

    2 minuten.
    Weet je nog...?
    • Je hebt sterke en zwakke werkwoorden.
    • Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank. 

    • Enkelvoud: ik-vorm (tt) + -te of -de
    • Meervoud: ik vorm (tt) + -ten of -den
    • 't Kofschiptaxietje
    • Ik printte - wij printten

    Slide 3 - Tekstslide

    Instructie
    8 minuten
    Verleden tijd - Sterk werkwoord
    • Sterke werkwoorden veranderen wel van klank in de verleden tijd.

    • Ik doe - ik deed
    • Zij loopt - zij liep
    • Wij schrijven - wij schreven
    • Hij koopt - hij kocht


      Slide 4 - Tekstslide

      Instructie
      8 minuten
      Verleden tijd - Sterk werkwoord
      • Je schrijft de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd (pvvt) zo kort en eenvoudig mogelijk.

      Slide 5 - Tekstslide

      Instructie
      8 minuten
      Verleden tijd - Sterk werkwoord
      • Gebruik geen dubbele letters, tenzij dat nodig is voor de uitspraak.

               Fluiten - floten
               Vechten - vochten

      • Maar wel: klimmen - klommen (klomen)


      Slide 6 - Tekstslide

      Instructie
      8 minuten
      Verleden tijd - Sterk werkwoord
      • Eindigt het woord op een -d of een -t?
      • Gebruik de verlengproef!

               Snijden - hij sneed - zij sneden
               Bijten - hij beet - zij beten

      Slide 7 - Tekstslide

      Instructie
      8 minuten
      Wat is de verleden tijd van "vliegen"?

      Slide 8 - Open vraag

      Controlevragen
      3 minuten
      Wat is de verleden tijd van "duiken"?
      A
      dook
      B
      dookten
      C
      dok
      D
      duikten

      Slide 9 - Quizvraag

      Controlevragen
      3 minuten
      Zet de zin "Ik geef mijn oma een kus." in de verleden tijd.

      Slide 10 - Open vraag

      Controlevragen
      3 minuten
      Wat is de verleden tijd van "trekken"?
      A
      trekten
      B
      trokken
      C
      trokten
      D
      troken

      Slide 11 - Quizvraag

      Controlevragen
      3 minuten
      Aan de slag!
      Maak opdracht:
      1: zelfstandig
      3: zelfstandig
      4: zelfstandig
      2: samen
      Nakijken alle opdrachten

      Slide 12 - Tekstslide

      Aan de slag!
      Leerlingen gaan aan de slag met de startopdracht.

      20 minuten
      Wat is de verleden tijd van "Ik giet"?
      A
      Ik giette
      B
      Ik goot

      Slide 13 - Quizvraag

      Deze slide heeft geen instructies

      Wat is de verleden tijd van "hij schrijft"?
      A
      Hij schrijfte
      B
      Hij schrijfde
      C
      Hij schreefde
      D
      Hij schreef

      Slide 14 - Quizvraag

      Deze slide heeft geen instructies

      Aan het werk
      Opdrachten maken
      1, 3, 4, 2    



        Slide 15 - Tekstslide

        Deze slide heeft geen instructies

        Afsluiting
        Doelen voor vandaag
                Ik kan werkwoorden in de verleden tijd juist spellen.



          Slide 16 - Tekstslide

          Deze slide heeft geen instructies