hartfalen en hypertensie

hartfalen en hypertensie
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

hartfalen en hypertensie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Klachten: links = leidt tot vocht in de longen, benauwdheid en kriebelhoest.
Klachten: rechts = oedeem
linkszijdig hartfalen. Bij linkszijdig hartfalen werkt de linkerkant van het hart minder goed. De linkerkant van het hart pompt normaal gesproken het bloed door het lichaam. Doordat links minder goed werkt, wordt niet genoeg bloed rondgepompt. Als het bloed niet goed weg komt, ontstaat een opstopping. Vergelijk dit maar met een file. Als de voorste auto’s niet goed doorrijden, staan de achterste auto’s ook vast. In het hart gebeurt hetzelfde. Als het bloed niet door de linkerkamer wordt weggepompt, ontstaat er een opstopping in de linkerboezem. De linkerboezem staat in verbinding met de longen door de kleine circulatie. Hier zal het bloed zich ophopen. Dit zorgt voor een verhoogde druk in deze bloedvaten. Door de verhoogde druk loopt vocht uit de bloedvaten in de longen. Dit komt tussen de bloedvaten en de longen terecht. Hierdoor krijgen zorgvragers met linkszijdig hartfalen:
een benauwd gevoel;
een kriebelhoest.
rechtszijdig hartfalen. Bij rechtszijdig hartfalen werkt de rechterkant van het hart minder goed. De rechterkant van het hart ontvangt het bloed uit de grote circulatie. Hier zal het bloed gaan ophopen. Dit zorgt weer voor een hogere druk in de bloedvaten. Door de zwaartekracht zakt het bloed vaak naar de benen. Door de druk wordt het vocht uit de bloedvaten geduwd. Dit noemen we oedeem. Meestal is dit als eerste te zien aan de enkels, maar het komt ook voor in de buik, de handen of rond de ogen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Andere klachten zijn:
koude handen en voeten (door een slechte bloeddoorstroming);
hartritmestoornissen en daarbij hartkloppingen, pijn op de borst en andere klachten (zie ook de paragraaf hierna, ‘Hartritmestoornissen bij hartfalen’);
maag-darmklachten: een opgeblazen gevoel en een moeilijke stoelgang (door de vochtophoping in de buik, de stuwing van de lever, weinig bewegen en minder inname van vocht);
verminderde eetlust (door vermoeidheid, kortademigheid en een bemoeilijkte stoelgang);
gewichtstoename (door vochtophoping in de buik);
prikkelhoest (door vochtophoping in de longen, met name in een liggende houding);
psychische klachten: vergeetachtigheid en een gebrek aan concentratie (vanwege onvoldoende bloedtoevoer naar de hersenen, een te laag zoutgehalte in het bloed of ontregelde bloedsuikers).
Deze klachten kunnen allemaal passen bij hartfalen, maar ook bij andere aandoeningen. Het is goed om met deze klachten naar een huisarts te gaan.

acuut longoedeem
  • treedt op door slechte werking linker helft hart
  • ophopen van grote hoeveelheden vocht in longen
  • levensbedreigend -> 112

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

klachten
  • acute kortademigheid in rust
  • moeite met ademen
  • hoesten met schuimend slijm (soms rose ivm inmenging bloed)
  • gevoel te stikken / te verdrinken
  • pijn op de borst
  • overmatig zweten
  • bleke, grauwe, grijze huid
  • blauwe lippen en nagels (cynose)
  • snelle onregelmatige hartslag en hartkloppingen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Er zijn verschillende oorzaken van het ontstaan van hartfalen:
Hartinfarct: bij een hartinfarct sterft een deel van de hartspier af. Op die plaats ontstaat een litteken. Het litteken trekt in tegenstelling tot de rest van de hartspier niet goed samen. De pompfunctie van het hart kan hierdoor verminderen. Na verloop van tijd kunnen deze littekens gaan uitrekken, waardoor de vorm van het hart verandert. Hierdoor gaat de pompfunctie nog meer achteruit.
Hoge bloeddruk: een langdurig hoge bloeddruk (‘hypertensie’) zorgt ervoor dat het hart steeds tegen een hoge druk in moet pompen. Eerst probeert het hart dit door meer spieren aan te maken. Na een tijdje wordt de verdikte hartspier steeds stijver en minder soepel. De pompfunctie neemt dan af.
Hartklepafwijkingen: als hartkleppen niet goed sluiten (lekken) of vernauwd zijn, moet het hart harder werken. Deze extra belasting kan leiden tot hartfalen.
Ritmestoornissen: bij een ritmestoornis klopt het hart te snel, te langzaam of onregelmatig. Dit gaat ten koste van de effectiviteit van de hartslagen. Als een ritmestoornis lang duurt, kan dit de pompfunctie van het hart verslechteren.
Ziekte van de hartspier: bij een hartspierziekte (ook wel cardiomyopathie genoemd) is de hartspier verdikt of uitgerekt. De cellen hebben een afwijkende bouw of zijn vervangen door vetcellen of bindweefsel. Hierdoor neemt de pompkracht van het hart langzaam af. Een acute ontsteking van de hartspier (ook wel myocarditis genoemd) wordt vaak veroorzaakt door een virus. Als dit virus de hartspier heeft aangetast, kan hartfalen ontstaan.
Een combinatie van de bovenstaande oorzaken kan ook leiden tot hartfalen.

gradatie hartfalen
bij klasse 1 en 2 soms niet door dat men lijdt aan hartfalen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gevolgen
het hart probeert op 2 manieren te compenseren:
  1. hart gaat krachtiger pompen
  2. nieren gaan minder vocht uitscheiden

uiteindelijk negatief effect: hartfalen wordt ernstiger 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hartritmestoornissen bij hartfalen
hart is bij hartfalen vaak vergroot en uitgerekt. 

vormverandering zorgt voor afwijkende geleiding van de elektrische prikkels
gevolg: onregelmatige hartslag:
tachycardie= meer dan 100 slagen per minuut
bradycardie= minder dan 60 slagen per minuut

kans: ontstaan bloedstolsels, wat kan leiden tot afsluiting slagader

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

diagnose stellen

De diagnose hartfalen wordt gesteld op basis van de klachten, het lichamelijk onderzoek en het aanvullend onderzoek.

Het aanvullend onderzoek kan zijn:
  • Bloedonderzoek: het bepalen van het BNP (Brain Natriuretic Peptide) een eiwit dat vrijkomt als de hartspiercellen lange tijd onder hoge druk staan.
  • Een röntgenfoto van de borstkas (een ‘thoraxfoto’): hiermee kan de grootte van het hart bekeken worden. Als er vocht in de longen zit, kan dit ook worden gezien.
  • Een hartfilmpje (een ECG = een elektrocardiogram): de elektrische geleiding van het hart kan worden beoordeeld met een hartfilmpje.
  • Een echo van het hart (echocardiogram): Met een echo kunnen de grootte, bouw en functie van het hart worden bekeken.
Ook kan lekkage of stugheid van de hartkleppen in beeld worden gebracht. 
  • De bepaling van de ejectiefractie: de ejectiefractie geeft aan hoeveel procent van het bloed dat aanwezig is in de hartkamer, per hartslag wordt weggepompt.





Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vervolg
Andere onderzoeken die mogelijk zijn om hartfalen op te sporen:
  • Hartkatheterisatie: een slangetje wordt (meestal) via de pols- of liesslagader ingebracht en naar het hart gebracht. Hiermee kan de arts de kransslagaderen beoordelen. Soms wordt er een contrastmiddel gebruikt.
  • Een echo van het hart via de slokdarm.
  • Inspanningsonderzoek (een fietstest of een test op een loopband).
  • Een MRI-scan (afbeeldingen van het hart)

  • soms worden onderzoeken later herhaald om te kijken of een behandeling gewerkt heeft. Ook gebeurt dit om na te gaan of de ziekte erger is geworden.


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

behandeling (niet perse in deze volgorde ;-))
  • operatie (bypassoperatie, dotterbehandeling)
  • medicijnen (diuretica, betablokkers, ACE remmers, angiotensine-ll-antagonisten, nitraten, digoxine)
  • het volgen van leefregels


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

even herhalen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

hersenbloedingen;
verkalking van de slagaders. Hierbij wordt de wand van een bloedvat hard. we noemen dit atherosclerose. Stukjes van die harde vaatwand komen soms los. Deze komen vervolgens klem te zitten verderop in kleinere bloedvaatjes. Zorgvragers krijgen dan bijvoorbeeld een herseninfarct of een hartinfarct;
problemen  met het zien. De hoge bloeddruk tast namelijk de ogen aan. We noemen dit retinopathie.
schade aan de nieren. Dit noemen we nefropathie.
zwangerschapsvergiftiging. Hierbij hebben zwangere zorgvragers plots een hoge bloeddruk. Dit is gevaarlijk voor de moeder en de baby

behandeling
belangrijk: ligt aan oorzaak
levenstijl adviezen
medicijnen (ACE-remmer, betablokkers, diuretica, calciumantagonisten)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies