D1 much, many, a lot of

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

After today's lesson.... 
I know the difference between countable and uncountable nouns
I can use much, many and a lot of correctly 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Words 
You work together with your neighbour
One of you comes and gets a little writing tablet
I will give you translations or descriptions of the words you've studied (you have, right?)
Write your answer on the tablet and show it to us! 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework 
I'm going to walk around and check your books.

When I've seen everything, I'll show you the correct answers so you can see how you did. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veel of veel? Much, many en a lot of in het Engels

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet jij al over het gebruik van
'much', 'many' en 'a lot of' in het Engels?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Telbare vs niet-telbare woorden
Sommige woorden in het Engels zijn telbaar, zoals 'books', terwijl andere niet-telbaar zijn, zoals 'water'.

Zet bij de sleepvraag op de volgende slides de woorden in de juiste kolom: telbaar of niet telbaar 

Slide 7 - Tekstslide

Leg het verschil uit tussen telbare en niet-telbare woorden en geef enkele voorbeelden.
Countable
Uncountable
house
tea
money
monkey
nature
sheep
love

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Much vs many
'Much' wordt gebruikt bij niet-telbare woorden, terwijl 'many' wordt gebruikt bij telbare woorden. 

Dus: 
Much time
Many hours 

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit wanneer 'much' en 'many' worden gebruikt en geef enkele voorbeelden.
A lot of
'A lot of' kan worden gebruikt bij zowel telbare als niet-telbare woorden.

MAAR: dit kan alleen in bevestigende zinnen. 

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit wanneer 'a lot of' wordt gebruikt en geef enkele voorbeelden.
Samenvatting
Je hebt geleerd wanneer 'much', 'many' en 'a lot of' worden gebruikt en het verschil tussen telbare en niet-telbare woorden.

Slide 11 - Tekstslide

Vat de belangrijkste punten van de les samen en zorg ervoor dat de studenten de belangrijkste concepten begrijpen.
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
Telbaar 
a lot of / (many)
many 
many
Niet telbaar
a lot of / (much) 
much
much 
Hoewel je soms wel "much" en "many" ziet in bevestigende zinnen is dit ongebruikelijk en kun je beter 'a lot of" gebruiken.
Andersom precies hetzelfde; je ziet 'a lot of" weleens in ontkenningen en vragen, maar het is niet gebruikelijk. 

 Je moet ALTIJD much / many gebruiken na how, too en so 

Je moet ALTIJD a lot of gebruiken na such 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden
We have a lot of homework for tomorrow! (bevestigend) 
We don't have much homework for tomorrow. (ontkennend, homework kun je niet tellen, dus much) 
Do you buy many things when you go shopping? (vragend, thing kun je tellen dus many) 

How much time do we have for this assignment? (altijd much/many na how, time kun je niet tellen dus much) 
Did you make too many mistakes on your test for a high grade? (altijd much/many na too, mistake kun je tellen dus many) 
We had such a lot of fun at the theme park!  (altijd a lot of na such) 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Much, Many, A lot of?
I went shopping during the winter break and spent ...... money.
A
much
B
many
C
a lot of
D
lots of

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Much/many/a lot of
Do you drink .... tea?
A
Much
B
Many
C
A lot of

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

much / many / a lot of

She has ......... of flowers.
A
much
B
many
C
a lot of
D
lots of

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Much, Many, A lot of?
I don't have ... money left
A
much
B
many
C
a lot of

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Much/many/a lot of
How .... milk is in the fridge?
A
much
B
many
C
a lot of

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

much / many / a lot of

Greece has ......... beautiful places.
A
much
B
many
C
a lot of

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose: much - many - a lot of?

There aren't ... people here.
A
much
B
many
C
a lot of

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose: much - many - a lot of?

Jill can eat so ... chocolate.
A
much
B
many
C
a lot of

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose: much - many - a lot of?

I didn't know Mary had so .......... friends.
A
much
B
many
C
a lot of

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

much / many / a lot of

We don't need .......... sugar.
A
much
B
many
C
a lot of
D
lots of

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Much, Many, A lot of?
I have learned so... new things at school.
A
Much
B
Many
C
A lot of

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

How (a lot of / much / many) sugar do you want in your tea?
A
a lot of
B
much
C
many

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Much/many/ a lot of
I didn't get ..... sleep last night.
A
Much
B
Many
C
A lot of

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Much, Many, A lot of?
I have ... close friends.
A
Much
B
Many
C
A lot of

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van formeel tot informeel gebruik je:
A
A lot of, lots of, much/many, loads of
B
Much/many, a lot of, lots of, loads of
C
Loads of, lots of, much/many, a lot of
D
A lot of, much/many, loads of, lots of

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

To work!
Turn to page 76
Do exercise 32 and 33
You have 10 minutes 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework and evaluation
First, write the homework in your diary. 
After that, answer the questions on the following slide. 
Finally, start working on the homework exercises. These exercises are online: you find them in chapter 5, countries and cultures. 

DO: exercise 35, 36, 37 
STUDY: revise all the words (Theme Words, A Watching, C Reading) 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf twee dingen op die je deze les hebt geleerd, en één ding waar je meer over wil weten / wat je nog niet helemaal snapt.

Slide 31 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies