Herhaalles grammatica Chapitre 1 en 2 -29 mars

Bienvenue
Aujourd'hui c'est mercredi
 29 mars
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bienvenue
Aujourd'hui c'est mercredi
 29 mars

Slide 1 - Tekstslide


Slide 2 - Open vraag

Prenez vos affairs:
 vos livres
vos stylos
 vos tablettes
 vos cahiers

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica D. Chapitre 1
Het lidwoord: weten we het nog??
le (l'), la, (l') ,les-- wanneer gebruiken we het???
Een vertaal je met un of une. Wanneer gebruik je un en wanneer une??

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg
le= mannelijk, la=vrouwelijk , l': mannelijk of vrouwelijk bij klinker of stomme H, les = meervoud
un= een=mannelijk
une=vrouwelijk
le chien/un chien == la tente=une tente

Slide 5 - Tekstslide

Hoe maak je woord in mv
Je zet LES ervoor en achter het woord zet je een  S
Voorbeeld: la trousse /les trousses
la tomate/les tomates
la classe/les classes

Slide 6 - Tekstslide

Video 1D
Lidwoorden

Slide 7 - Tekstslide

De getallen/Les nombres
De getallen staan op page 92.
Neem de bladzijde erbij. Lees hardop voor

Slide 8 - Tekstslide

De ontkenning
Wie kan het uitleggen?

Slide 9 - Tekstslide

Herhaling de ontkenning
ne--- persoonsvorm-- pas
Hoe vind je de persoonsvorm?
wanneer n' ?
Bij klinker en stomme H

Slide 10 - Tekstslide

Vervoegen regelmatige WW
Wie weet de persoonlijke voornaamwoorden?
Hoe vind ik de stam?
Hoe zijn de uitgangen?

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg
Je, tu, il/elle/on, nous, vous, ils
stam regelmatige ww op er= ww-er
uitgangen:
je-es, tu-e, il/elle/on-es, nous-ons, vous-ez, ils/elles-ent

Slide 12 - Tekstslide

We gaan oefenen!!

Slide 13 - Tekstslide

hoe vertaal je : jullie
A
vous
B
ils
C
elles
D
nous

Slide 14 - Quizvraag

Hoe vertaal je: U
A
ils
B
vous
C
elles
D
on

Slide 15 - Quizvraag

Hoe vertaal je: jij
A
tu
B
je
C
on
D
il

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm:
Il mange une crêpe
A
une crêpe
B
mange
C
il mange
D
il

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
Je veux manger une tomate

A
je veux
B
veux manger
C
manger
D
veux

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
j'habite à Soest
A
á
B
j'habite
C
habite
D
habite à

Slide 19 - Quizvraag

Wat is juist?

A
Ce ne est pas bien
B
c'est ne pas bien
C
c'est ne bien pas
D
ce n'est pas bien

Slide 20 - Quizvraag

maak ontkennend
Il veux prendre un coca
A
Il veux ne prendre pas un coca
B
il ne veux pas prendre un coca
C
il ne veux prendre pas un coca
D
il n'veux pas prendre un coca

Slide 21 - Quizvraag

wat is juist?
A
je manges
B
je mangez
C
je mange
D
je mangeons

Slide 22 - Quizvraag

Wat is juist
Nous .....
A
rentrez
B
rentres
C
rentrons
D
rentrent

Slide 23 - Quizvraag

Weten we het nog???
Het werkwoord Avoir
Page 55
video 1H /YouTube

Slide 24 - Tekstslide

Het werkwoord avoir
avoir = Hebben
Neem page 55 /H 
Leer uit je hoofd!//hier krijg je 5 minuten voor
Dit werkwoord is onregelmatig
timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

Maken
Maken : 3 worksheets ww avoir//zie Teams
(screenshot-minimaal cijfer:7)
 leren repetitie  Page 52 en 53 en Page 90, 91 en 92.
Vandaag moet worksheet regelmatige ww (-er) erin staan!


Slide 26 - Tekstslide

Les devoirs
Repetitie!
Leren:
Vocabulaire A,B,E,F Page 52 en 53 (Chapitre 1)
Vocabulaire A,B,E,F Page 90 en 91 (Chapitre 2)
Phrases-clés C en G Page 92 (Chapitre 2)
Alles leer je N-F en F-N

Slide 27 - Tekstslide