Jaarquiz hv 1

Wat is de functie van het hart?
A
Alle organen voorzien van zuurstof
B
Alle organen voorzien van zuurstof en voedingsstoffen
C
Alle organen voorzien van voedingsstoffen
1 / 42
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat is de functie van het hart?
A
Alle organen voorzien van zuurstof
B
Alle organen voorzien van zuurstof en voedingsstoffen
C
Alle organen voorzien van voedingsstoffen

Slide 1 - Quizvraag

Organen bestaan uit kleine deeltjes die noemen we:
A
Kiem
B
Zaadlobben
C
Cellen
D
celkern

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een organismen?
A
Levend wezen
B
Een groep organen die samenwerken
C
Hart

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een orgaan?
A
Een orgaan is een deel van een organisme met een of meer functies
B
Een orgaan is een deel van het menselijk lichaam met een of meer functies
C
Groep organen met dezelfde functie
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 4 - Quizvraag

als een aantal organen samenwerken aan een bepaalde taak, hoe noem je de samenwerkende organen?
A
mensenstelsels
B
orgaanstelsels

Slide 5 - Quizvraag

Waar bevinden zich de meeste organen?
A
Borstholte
B
Middenrif
C
Buikholte

Slide 6 - Quizvraag


Welke stelsels zie je?
A
bloedvatenstelsel zenuwstelsel
B
bottenstelsel zenuwstelsel
C
verteringsstelsel spierstelsel
D
je ziet alleen organen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een weefsel
A
Cellen in verschillende organen met een vorm en functie
B
de cellen in een orgaan
C
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie

Slide 8 - Quizvraag

waar liggen meer organen?
A
Borstholte
B
Buikholte

Slide 9 - Quizvraag

Welke organen in ons lichaam halen de zuurstof uit de lucht?
A
hart
B
nieren
C
longen
D
darmen

Slide 10 - Quizvraag

Welke organen horen bij het spierstelsel
A
biceps en triceps
B
buikspieren en hart
C
dijspier en tong
D
hart en biceps

Slide 11 - Quizvraag

Organen die samenwerken noem je een:
A
weefsel
B
organenstelsel
C
skelet
D
cellen

Slide 12 - Quizvraag

Organen bestaan uit kleine deeltjes die noemen we:
A
Kiem
B
Zaadlobben
C
Cellen

Slide 13 - Quizvraag

Welke taak heeft het ademhalingsstelsel?
A
aansturen van organen en spieren
B
fijnmaken van voedsel tot voedingsstoffen
C
opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide
D
vervoeren van bloed

Slide 14 - Quizvraag

Welke taak heeft het ademhalingsstelsel?
A
Aansturen van organen en spieren
B
Kleinmaken van voedsel tot voedingsstoffen
C
Opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide
D
Vervoeren van zuurstof

Slide 15 - Quizvraag

Welke stelling is juist?
A
Bijna alle organen zijn opgebouwd uit cellen
B
Alle cellen zien er hetzelfde uit
C
Cellen kun je met het blote oog zien
D
Het celmembraan is een vlies om de cel

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het "cytoplasma"?
A
Het regelcentrum van de cel
B
De vloeistof waarin alle onderdelen van een cel zitten
C
Gel
D
De vloeistof die in organen zit

Slide 17 - Quizvraag

Kijk goed naar de torso. Wat word er bij 10 aangegeven?
A
De maag
B
De longen
C
De nieren
D
De dikke darm

Slide 18 - Quizvraag

Uit welke onderdelen bestaat een cel?

Slide 19 - Open vraag

Vul het volgende woord in:

Orgaanstelsel - Orgaan - .... - Cel

Slide 20 - Open vraag

Zet in de juiste volgorde van klein naar groot:

weefsel - orgaanstelsel- cel- organisme - orgaan

Slide 21 - Open vraag

Heeft een dierlijke cel een celkern
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

hoeveel kernen heeft een cel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quizvraag

Wat doet de celkern
A
Die zorgt er voor dat de cel niet knap
B
Dat is de vloeistof in de cel
C
Die heeft geen functie
D
Die regelt alles in de cel

Slide 24 - Quizvraag

Waarvoor dient het oculair van een microscoop?
A
Hier kijk je doorheen
B
Hiermee stel je scherp
C
Hier pak je de microscoop vast
D
Hiermee regel je de hoeveelheid licht

Slide 25 - Quizvraag

hoe kun je hele kleine onderdelen van een organisme bekijken?
A
blote oog
B
loep
C
microscoop

Slide 26 - Quizvraag

Aan welk gedeelte pak je de microscoop vast?
A
tafel
B
tubus
C
statief
D
klemmen

Slide 27 - Quizvraag

Wat zie je,
hoe zie je dat?
A
een aantal cellen, door een microscoop
B
één cel, met het blote oog
C
één cel door een microscoop
D
een aantal cellen, met een vergrootglas (loep)

Slide 28 - Quizvraag

Waarvoor zitten er objectieven op de microscoop?
A
Voor stevigheid
B
Voor bescherming
C
Voor het vergroten
D
Om een foto te maken

Slide 29 - Quizvraag

Met welke twee voorwerpen kunnen we vergroten in de biologie?
A
Loep en vergootglas (10x vergroot)
B
Loep en vergrootglas (12x vergroot)
C
Loep en microscoop
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 30 - Quizvraag

Waarvoor is de revolver?
A
Om mee te schieten.
B
Om te wisselen van lens sterkte
C
Om te wisselen van oculair
D
Om te draaien met de microscoop.

Slide 31 - Quizvraag

Hoe heet het voorwerp wat je onder de microscoop gaat bekijken?
A
Het preparaat
B
Het dekglas
C
Het voorwerp glas
D
Een blad

Slide 32 - Quizvraag

Waarmee stel je de microscoop scherp
A
Eerst met de kleine schroef en dan met de grote schroef
B
Alleen met de grote schroef
C
Alleen met de kleine schroef
D
Eerste met de grote schroef en dan met de kleine schroef

Slide 33 - Quizvraag

Wat doe je met een objectglas?
A
Daar haal je een voorwerp van af om te bekijken.
B
Daar leg je het voorwerp op wat je wilt gaan bekijken.
C
Het objectglas is het gaatje in de tafel van de microscoop.
D
Het objectglas leg je over het voorwerp heen.

Slide 34 - Quizvraag

Ik wil voor de eerste vergroting scherpstellen met de microscoop.
Waar doe ik dit mee?
A
Niks, je ziet het preparaat meteen scherp
B
Oculair
C
Grote schroef/knop
D
Kleine schroef/knop

Slide 35 - Quizvraag

Wat teken je bij een schematische tekening?

Slide 36 - Open vraag

Je maakt een tekening met alle details...
A
Een schematische tekening
B
Een natuurgetrouwe tekening

Slide 37 - Quizvraag

Welke tekenregel klopt niet?
A
Teken en schrijf met potlood
B
Benoem de onderdelen van je tekening
C
Kleur je tekening
D
Schrijf een titel boven je tekening

Slide 38 - Quizvraag

Is deze tekening Schematisch of Natuurgetrouw?
A
Natuurgetrouw
B
Schematisch

Slide 39 - Quizvraag


A
Deze tekening is schematisch en een lengtedoorsnede
B
Deze tekening is natuurgetrouw en een lengtedoorsnede
C
Deze tekening is natuurgetrouw en een buitenaanzicht
D
Deze tekening is schematisch en een buitenaanzicht

Slide 40 - Quizvraag

Een natuurgetrouwe tekening heeft de volgende kenmerken
A
kleuren
B
perspectief
C
details
D
schaduw

Slide 41 - Quizvraag

hoeveel klasse ken je van de gewervelde dieren?
A
4
B
5
C
3
D
2

Slide 42 - Quizvraag