rekenen met verhoudingen

rekenen met verhoudingen
Caitlin, Denise, Suzanne & Tommy
Rekenen met verhoudingen
Caitlin, Denise, Suzanne & Tommy
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

rekenen met verhoudingen
Caitlin, Denise, Suzanne & Tommy
Rekenen met verhoudingen
Caitlin, Denise, Suzanne & Tommy

Slide 1 - Tekstslide

Inhoudsopgave 
- Wat is rekenen met verhoudingen
- Leerdoelen
- Uitleg 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is rekenen met een verhouding?

Slide 3 - Open vraag

Hoe gebruik je verhoudingen in het dagelijks leven?

Slide 4 - Woordweb

Leerdoelen
  • Je kunt een deel van een hoeveelheid berekenen in drie stappen.
  • Je kunt drie delen van verschillende hoeveelheden vergelijken.
  • Je kunt het geheel bepalen als je weet hoe groot het deel is en hoeveelste deel het is.​

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg
Een hoeveelheid reken je uit met breuken, een gegeven verhouding of een keer som. Daarbij bedenk je steeds wat het deel is waarmee je wilt gaan rekenen, het eerste deel waarmee je hebt gerekend kan het gene zijn waarmee je het deel berekent.  

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld som: Een kwart van 250 studenten gaat naar het buitenland op vakantie.  2/5  deel daarvan gaat naar Spanje. 1/5 deel is daarvan man.

Hoeveel vrouwelijke studenten gaan er naar Spanje?

A
12
B
19
C
32
D
20

Slide 7 - Quizvraag

Uitleg voorbeeld som

Slide 8 - Tekstslide

Delen van verschillende hoeveelheden vergelijken
Wanneer je delen van verschillende hoeveelheden wil vergelijken, moet je eerst goed lezen wat de vraag is. Gaat het om de precieze hoeveelheid van een groep? Of wordt er gevraagd om een vergelijking naar verhouding. 

Gaat het om precieze hoeveelheden? Bereken dan eerst elke hoeveelheid voordat je vergelijkt. 

Gaat om vergelijken naar verhouding? Schrijf dan ieder deel als breuk (of ieder deel als verhouding), zodat je kunt vergelijken. 

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 1
In een kleine stad genaamd Bakkersburg, besloot een jonge ondernemer genaamd Tim om een bakkerij te openen. Hij wilde zijn gemeenschap voorzien van heerlijk versgebakken brood, gebak en andere lekkernijen. Om zijn bakkerij te starten, had Tim een aantal ingrediënten nodig. 

Hij had 10 kg bloem nodig om zijn brood te bakken, 3 kg suiker voor zijn gebak, en 5 liter melk voor zijn specialiteitsdranken. Bij de plaatselijke leverancier kostte een kilogram bloem €1,50, een kilogram suiker €2,00 en een liter melk €0,80. 

Tim had €30,00 om zijn ingrediënten te kopen. Zal hij genoeg geld hebben om alles te kopen wat hij nodig heeft voor zijn bakkerij? 

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg vraag 1

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 2: Op kerst zijn er bij de oliebollen tent in totaal 12044 oliebollen verkocht. 45% hiervan waren normale oliebollen, en 15% waren krentenbollen. De overige oliebollen waren met appel. Hoeveel zijn dit er?
Rond het antwoord af op een heel getal.
Schrijf je berekening en antwoord HIER op.

Slide 12 - Open vraag