Les 24 februari (Uitleg § 3.4)
1 / 37
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Link
Hoeveel procent van het aardoppervlak bestaat uit water?
A
50%
B
60%
C
70%
D
80%
Slide 9 - Quizvraag
Wat gebeurd er met water als het gaat verdampen?
A
Dan wordt het van gas vloeibaar
B
Dan wordt het van vloeibaar gasvormig
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Wat hebben we ook alweer geleerd met de temperatuur als je omhoog gaat?
A
dan wordt het steeds kouder
B
dan wordt het steeds warmer
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Het gekke van koudere lucht is dat deze.........waterdamp kan vasthouden dan warme lucht.
A
meer
B
minder
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Wat gaat er met de waterdamp in de lucht gebeuren als de lucht afkoelt?
A
verdampen
B
condenseren
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Uit die wolken valt neerslag. Neerslag is......
A
regen
B
vaak regen, maar kan ook andere vormen hebben.
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
De korte waterkringloop speelt zich af.....
A
boven land
B
boven zee
C
boven land en zee
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Link
De lange waterkringloop speelt zich af.....
A
boven land
B
boven zee
C
boven land en zee
Slide 24 - Quizvraag
Slide 25 - Tekstslide
Hoog in de bergen valt de neerslag in de vorm van....
A
regen
B
sneeuw
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Tekstslide
Neerslag in de vorm van sneeuw komen we ook vaak tegen op.....
A
lage breedte
B
hoge breedte
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Tekstslide
Lager in de bergen smelt de sneeuw en het ijs, want hoe lager, hoe.....
A
kouder
B
warmer
Slide 30 - Quizvraag
Rivieren worden voeden zich met.....
A
smeltwater
B
regenwater
C
smeltwater en regenwater
Slide 31 - Quizvraag
Slide 32 - Tekstslide
Het water komt uiteindelijk weer op ......terug in de zee.
A
1 manier
B
2 manieren
