Paragraaf 1.1

WELKOM
Les 1
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

WELKOM
Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen deze les?

  • Introductie
  • Uitleg:  Module 1 Schaarste, geld en handel 1 paragrafen  1.1 en 1.2 van 
  • Huiswerk volgende les: Toepassing 10 en 14

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 1.1
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen behoeften, middelen en schaarste.
  • Je kunt noemen welke soorten behoeften er bestaan.
  • Je kunt de spanning uitleggen tussen behoeften en middelen.
  • Je kunt uitleggen wat alternatief aanwendbaar inhoudt.
  • Je kunt de budget lijn tekenen en analyseren

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Behoeften
Definitie boek: wens die iemand vervuld wil zien
Dit zijn de dingen die je wilt hebben(je wensen). 
Belangrijke eigenschap van behoefte is dat deze zijn onbegrensd (oneindig)
Je behoefte hangt ook af van je voorkeuren.

Slide 5 - Tekstslide

Behoeften (dingen die je wilt hebben/ wensen)
Primaire behoeften                                     Secundaire behoeften
Heb je nodig om te overleven                 Alle behoeften die je hebt                                                                               om je leven beter te maken.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Basisbehoeften
Normale behoeften
Luxe behoeften
Mobiel
Medicijnen
Sportauto
Fiets
Avondeten
Verre vakantie

Slide 8 - Sleepvraag

Middelen 
Definitie boek: product dat of dienst die in een behoefte kan voorzien (bevredigen).
Eigenschap: deze zijn beperkt.
Maar zijn alternatief aanwendbaar(d.w.z kan verschillende behoeften bevredigen)

Slide 9 - Tekstslide

Schaarste
Te weinig middelen om alle behoefte van iedereen te kunnen voorzien

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide


In de economie betekent schaarste:
A
Dat iets zeldzaam is (zoals diamanten)
B
Dat iets heel kostbaar/duur is (zoals goud)
C
Dat is iets op kan gaan (zoals olie)
D
Dat je iets moet inleveren (tijd/geld) om het te krijgen

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Alternatief aanwendbaar
Voorbeeld:

Je smeert je eigen brood voor school. 
Hierbij zet je tijd in en bespaar je het middel geld.  

Het middel tijd is alternatief aanwendbaar gebruikt --> Je had die tijd ook kunnen gebruiken om iets anders te doen.

Slide 14 - Tekstslide

Ga aan de slag!
Maak opdracht 1 t/m 13 van paragraaf 1.1
Je mag opdracht 12 overslaan!

Tijd: Ongeveer 20 minuten
Je mag fluisterend overleggen

We gaan opdracht 8, 11 en 13 in de les bespreken!

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen 1.1
  • Je kunt noemen welke soorten behoeften er bestaan.
  • Je kunt de spanning uitleggen tussen behoeften en middelen.
  • Je kunt uitleggen wat alternatief aanwendbaar inhoudt.

Slide 16 - Tekstslide

Afsluiting

Wat hebben we geleerd deze les?
Hebben jullie feedback?


Huiswerk: Opdracht 1 t/m 13 van paragraaf 1.1
Opdracht 12 mag je overslaan!

Slide 17 - Tekstslide