Een telwoord (tw) geeft een hoeveelheid of een volgorde aan.
Er zijn twee soorten telwoorden.
Een hoofdtelwoord (htw) geeft een hoeveelheid aan.
Ik heb ... (drie, honderdtwintig, veel) pennen in mijn etui.
Een rangtelwoord (rtw) geeft een volgorde aan.
Een rangtelwoord eindigt altijd op -de of-ste.
Ik zit op de ... (zesde, twintigste, middelste, laatste) rij in de klas.
Hoofd- en rangtelwoorden kunnen bepaald (precies) zijn:
Twintig (htw) scholieren kunnen meedoen aan de talentenjacht. De eerste (rtw) prijs is een iPad.
Hoofd- en rangtelwoorden kunnen onbepaald (niet precies) zijn:
Enkele (htw) leerlingen konden niet meer meedoen. De volgende (rtw) keer zijn zij aan de beurt.