telwoorden

Woordsoorten: telwoorden
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordsoorten: telwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lesdoel
  • Lezen
  • Terugblik
  • Instructie- zelfstandig in stilte werken 
  • Verlengde instructie - in stilte werken 
  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Tekstslide

Doel

Ik weet wat hoofd-en rangtelwoorden zijn

Ik ken het verschil tussen bepaalde en onbepaalde hoofdtelwoorden

Ik ken het verschil tussen bepaalde en onbepaalde rangtelwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wederkerend vnw

Wederkerig vnw
zich
elkaar
elkander
me
mekaar
ons

Slide 5 - Sleepvraag

Wederkerend voornaamwoord
Bij een wederkerend werkwoord (wkww) hoort altijd een vorm van het wederkerend voornaamwoord (wvn) zich:
zich vergissen, zich wassen.

De voetballers hebben zich vreselijk misdragen na de klassieker Ajax-Feijenoord.
De poes waste zich in het lentezonnetje.

Het wederkerend voornaamwoord (wvn) zich past zich steeds aan het onderwerp aan.
ik vergis me
jij vergist je, u vergist u
hij vergist zich
wij vergissen ons
jullie vergissen je
zij vergissen zich

Slide 6 - Tekstslide

Wederkerend voornaamwoord
Je benoemt het wederkerend werkwoord en het wederkerend voornaamwoord als volgt:

Na de klassieker Ajax tegen Feijenoord hebben jullie je vreselijk misdragen.
Na = vz
de = lw
klassieker = zn
Ajax = zn
tegen = vz
Feijenoord = zn
hebben = hww
jullie = psv
je = wkvn
vreselijk = bn
misdragen = wwkw

Slide 7 - Tekstslide

Wederkerig voornaamwoord

Er is één wederkerig voornaamwoord (wgv): elkaar. De bijvoeglijke vorm is elkaars.
Na lange tijd zagen ze elkaar.
Na = vz
lange = bn
tijd = zn
zagen = zww
ze = psv
elkaar = wgv

Ze vielen in elkaars armen.
Ze = psv
vielen = zww
in = vz
elkaars = wgv
armen = zn

Slide 8 - Tekstslide

Nieuwe lesstof

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer is de man met de pet aan de beurt?
A
eerste
B
tweede
C
derde
D
laatste

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer is de man met het rode boek aan de beurt?
A
tweede
B
derde
C
vierde
D
vijfde

Slide 11 - Quizvraag

Wat voor woordsoort was dit?

Slide 12 - Woordweb

Begrippen
Telwoord
Een woord dat een hoeveelheid of volgorde aangeeft.

Hoofdtelwoord
Een telwoord dat een hoeveelheid aangeeft.

Rangtelwoord
Een telwoord dat een volgorde aangeeft.

Bepaalde hoofd- en rangtelwoorden
Telwoorden die precies zijn. Bijvoorbeeld: twintig, eerste.

Onbepaalde hoofd- en rangtelwoorden
Telwoorden die niet precies zijn. Bijvoorbeeld: enkele, volgende.

Slide 13 - Tekstslide

Telwoorden
Een telwoord (tw) geeft een hoeveelheid of een volgorde aan.
Er zijn twee soorten telwoorden.

Een hoofdtelwoord (htw) geeft een hoeveelheid aan.
Ik heb ... (drie, honderdtwintig, veel) pennen in mijn etui.

Een rangtelwoord (rtw) geeft een volgorde aan.
Een rangtelwoord eindigt altijd op -de of-ste.
Ik zit op de ... (zesde, twintigste, middelste, laatste) rij in de klas.

Hoofd- en rangtelwoorden kunnen bepaald (precies) zijn:
Twintig (htw) scholieren kunnen meedoen aan de talentenjacht. De eerste (rtw) prijs is een iPad.

Hoofd- en rangtelwoorden kunnen onbepaald (niet precies) zijn:
Enkele (htw) leerlingen konden niet meer meedoen. De volgende (rtw) keer zijn zij aan de beurt.

Slide 14 - Tekstslide

Telwoorden
Tip.
Onbepaalde hoofdtelwoorden kun je vervangen door een bepaald hoofdtelwoord.  Zo kun je ze gemakkelijk herkennen.

Voorbeeld
Sommige gasten kwamen te vroeg. -->  Acht gasten kwamen te vroeg.

Slide 15 - Tekstslide

Werk voor deze les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je werkt in STILTE en je mag NIET PRATEN of OVERLEGGEN en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!
Klaar = in STILTE lezen

Pak je VIP en noteer:
Online: hoofdstuk 2, § 2.8 Grammatica woordsoorten, opdracht 8 t/m 12

Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over dingen die je niet begreep!

Slide 16 - Tekstslide

Hoofd- en rangtelwoorden

Slide 17 - Tekstslide

Hoofd-en rangtelwoorden

hoofdtelwoorden (htw):

geven een hoeveelheid aan

1, één, 8, acht, 35, vijfendertig, 1000, duizend

rangtelwoorden (rtw):

geven een volgorde aan

eerste, 1e, tweede, 2e, 120e, honderdtwintigste 

Slide 18 - Tekstslide

bepaald of onbepaald?

Slide 19 - Tekstslide

Telwoorden
Hoofdtelwoorden
Rangtelwoorden
Bepaalde
hoofdtelwoorden
Onbepaalde
hoofdtelwoorden
Bepaalde rangtelwoorden
Onbepaalde
rangtelwoorden

Slide 20 - Tekstslide

bepaald of onbepaald hoofteldwoord

bepaald hoofdtelwoord (bhtw)

het aantal is bekend.

vijf, 5, vijftig, 50


onbepaald hoofdtelwoord (ohtw)

het aantal is niet bekend.
veel, weinig, enkele

Slide 21 - Tekstslide

Bepaald hoofdtelwoord


Noemt een bekend aantal of bekende hoeveelheid

Voorbeeld

Zeven boeken, zesendertig koeien, drie vijfde van de klas

Slide 22 - Tekstslide

Onbepaald hoofdtelwoord


Noemt een onbekend aantal of onbekende hoeveelheid

Voorbeeld

Veel boeken, weinig koeien, enkele leerlingen


Slide 23 - Tekstslide

Bepaald rangtelwoord


Geeft een bekende plaats in een rij aan

Voorbeeld

Zevende, zesendertigste

Slide 24 - Tekstslide

Onbepaald rangtelwoord


Geeft een onbekende plaats in een rij aan

Voorbeeld

Middelste, zoveelste, laatste, hoeveelste

Slide 25 - Tekstslide

Telwoorden
Tip.
Onbepaalde hoofdtelwoorden kun je vervangen door een bepaald hoofdtelwoord.  Zo kun je ze gemakkelijk herkennen.

Voorbeeld
Sommige gasten kwamen te vroeg. -->  Acht gasten kwamen te vroeg.

Slide 26 - Tekstslide

Op een rijtje

Slide 27 - Tekstslide

Even oefenen

Slide 28 - Tekstslide

bepaalde
onbepaalde
hoofdtelwoord
rangtelwoord

Slide 29 - Sleepvraag

Waaraan kun je direct zien dat tweede en hoeveelste rangtelwoorden zijn?

Slide 30 - Open vraag

Welk soort telwoord geeft altijd een getal aan?

Slide 31 - Open vraag

Je twijfelt of het woord Enige in de zin Enige incidenten waren niet te voorkomen een onbepaald telwoord is. Hoe kun je het controleren?

Slide 32 - Open vraag

Het woord eerste is een bepaald rangtelwoord. Het woord laatste is een onbepaald rangtelwoord. Kun jij dat uitleggen?

Slide 33 - Open vraag

4
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 34 - Quizvraag

veel
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 35 - Quizvraag

vijfde
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 36 - Quizvraag

zoveelste
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 37 - Quizvraag

sommige
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 38 - Quizvraag

Veel leerlingen hebben voor die toets een voldoende gehaald.
Welk woord is 'veel'?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 39 - Quizvraag

Alle leerlingen van de Dean Academy in Engeland kregen plotseling vrij.
Welk woord is "alle"
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 40 - Quizvraag

Het 6e lesuur zijn wij vrij.

wat is 6e?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 41 - Quizvraag

Hoe noem je
"tweede - tachtigste - honderdste"?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 42 - Quizvraag

Twee derde van mijn klas haalde voor die toets een cijfer hoger dan een voldoende.
A
Twee derde = bepaald hoofdtelwoord
B
Twee derde = bepaald rangtelwoord

Slide 43 - Quizvraag

Werk voor deze les + huiswerk: 
    Pak je VIP en noteer:
    Online: hoofdstuk 2, § 2.8 Grammatica woordsoorten, opdracht 8 t/m 12
    Verlengde instructie:
    Online: hoofdstuk 2, § 2.8 Grammatica woordsoorten, opdracht 6 t/m 7.2
    Klaar = in STILTE lezen

    Wat niet af is = huiswerk

    timer
    8:00

    Slide 44 - Tekstslide

    Sleep de woordsoorten naar de juiste voorbeelden.
    op, na, voor, gedurende
    opbergen, zijn, keek, gelopen
    de, het, een
    vijf, weinig, tiende, laatste
    prachtig, Nederlandse, groot
    Utrecht, meisje, geld, kapper
    lidwoord (lw)
    zelfstandig naamwoord (zn)
    bijvoeglijk naamwoord (bn)
    werkwoord (ww)
    voorzetsel (vz)
    telwoord (tw) (hoofd- en rang-)

    Slide 45 - Sleepvraag

    Maak de paragraaf Telwoord
    Maak opdracht 1, 2 en 4

    Tijd over? Maak opdracht 3

    Slide 46 - Tekstslide