BK 2.1 Stoffen thuis en op school

• NaSk
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

2.1 Stoffen thuis en op school

Welke stoffen zijn er
bij jou thuis?

Welke stoffen zijn er
hier op school?

Doelen

Aan het einde van de les kan ik:

2.1.1 Je kunt beschrijven wat een stof is.

2.1.2 Je kunt voorbeelden noemen van stoffen

2.1.3 Je kunt beschrijven wat voorwerpen en materialen zijn.

2.1.4 Je kunt voorbeelden noemen van materialen.

2.1.5 Je kunt uitleggen waarom metalen veel gebruikt worden.

Hoofdstuk 2 Stoffen

                      2.1 Stoffen in huis

Stoffen en materialen

Water, hout en steen zijn stoffen. stoffen uit de natuur.     

Stof is waarvan iets is gemaakt.           vb in de klas

Materiaal wordt gebruikt om een voorwerp/product te maken.

     Benzine en water zijn geen materialen, je kunt hier geen         voorwerp van maken

Natuurlijk

Niet-natuurlijk

Stoffen herkennen

Sommige stoffen lijken erg veel op elkaar. 

Stoffen herkennen.

Stoffen herkennen aan stofeigenschappen:

Geur

Kleur

Smaak

Brandbaarheid

Maakwerk BK

Wat ga je doen	paragraaf 2.1 blz. 60-62 lezen mkn. opdr. 1 t/m 8
Hoe ga je dit maken?	Alleen werken. Praten mag maar fluisterend Vragen? steek je vinger op!
Ben je klaar?	Werk laten controleren door docent.
LET OP!	Het stoplicht.

Metalen

Enkele belangrijke eigenschappen van metalen zijn

• Metalen zijn sterk.

• Metalen kun je goed bewerken.

• Metalen kun je buigen.

• Metalen kun je smelten.

Metalen

Stoffen die bestaan uit metalen:

• Glimmen;
• Geleiden elektrische stroom;
• Geleiden warmte;
• Zijn vervormbaar.

Verschillende metalen

Allerlei voorwerpen zijn gemaakt van metaal.
Een hoogspanningsmast is van staal.
De waterleiding is van koper. Een dakgoot is vaak van zink. Veel siervoorwerpen zijn van tin.
Een kerkklok is van brons.

Verschillende metalen herkennen

Staal                  Koper                     Zink                    Tin                       Brons

Maakwerk BK

Wat ga je doen	paragraaf 2.1 blz. 63-64 lezen mkn. opdr. 9 t/m 12
Hoe ga je dit maken?	Alleen werken. Praten mag maar fluisterend Vragen? steek je vinger op!
Ben je klaar? Niet klaar-> huiswerk	Werk controleren door docent.
LET OP!	Het stoplicht.