week 49 (1) - 3 vwo

Heute
  • Weißt du wie die Fälle mit Spickzettel funktionieren
  • Weißt du wie die Prüfung aussehen wird
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Heute
  • Weißt du wie die Fälle mit Spickzettel funktionieren
  • Weißt du wie die Prüfung aussehen wird

Slide 1 - Tekstslide

Spickzettel
  • Niet op schrijven
  • Je bent er zelf verantwoordelijk voor. 
  • Zorg dat je het bij je hebt op de dag van de toets!

Slide 2 - Tekstslide

Keuzevoorzetsels
  • Geslacht m-v-o-mv 
  • wo-wann-wohin 
  • naamval: 3 of 4

Slide 3 - Tekstslide

Geslacht
D.... Arzt verschreibt d... Sportler
am Wochenende ein.. Medikament. 

Slide 4 - Tekstslide

Geslacht
Seite 162

Slide 5 - Tekstslide

Seite 162

Slide 6 - Tekstslide

Keuzevoorzetsels

  • an aan, op
  • auf op
  • hinter achter
  • neben naast


  • in in, over, naar
  • über over, boven
  • unter onder
  • vor voor
  • zwischen tussen

Slide 7 - Tekstslide

Keuzevoorzetsels
  • wo : +3
  • wann : +3
  • wohin  : +4

Slide 8 - Tekstslide

Die Süßigkeiten habe ich (hinter einem Buch) im Bücherregal versteckt.
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 9 - Quizvraag

Die Süßigkeiten habe ich (hinter einem Buch) im Bücherregal versteckt.
A
wo
B
wann
C
wohin

Slide 10 - Quizvraag

Die Süßigkeiten habe ich (hinter einem Buch) im Bücherregal versteckt.
A
Nominativ
B
Genitiv
C
Dativ
D
Akkusativ

Slide 11 - Quizvraag

Ich lege die Vitaminpillen (neben die Kaffeemaschine).
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 12 - Quizvraag

Ich lege die Vitaminpillen (neben die Kaffeemaschine).
A
wo
B
wann
C
wohin

Slide 13 - Quizvraag

Ich lege die Vitaminpillen (neben die Kaffeemaschine).
A
Nominativ
B
Genitiv
C
Dativ
D
Akkusativ

Slide 14 - Quizvraag

(Auf der Fitnessmatte) liegt ein Handtuch.
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 15 - Quizvraag

(Auf der Fitnessmatte) liegt ein Handtuch.
A
wo
B
wann
C
wohin

Slide 16 - Quizvraag

(Auf der Fitnessmatte) liegt ein Handtuch.
A
Nominativ
B
Genitiv
C
Dativ
D
Akkusativ

Slide 17 - Quizvraag

Bei einem Gewitter soll man sich nie (unter einen Baum) stellen.
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 18 - Quizvraag

Bei einem Gewitter soll man sich nie (unter einen Baum) stellen.
A
wo
B
wann
C
wohin

Slide 19 - Quizvraag

Bei einem Gewitter soll man sich nie (unter einen Baum) stellen.
A
Nominativ
B
Genitiv
C
Dativ
D
Akkusativ

Slide 20 - Quizvraag

(Vor einem Jahr) hatte er einen Aufounfall.
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 21 - Quizvraag

(Vor einem Jahr) hatte er einen Aufounfall.
A
wo
B
wann
C
wohin

Slide 22 - Quizvraag

(Vor einem Jahr) hatte er einen Aufounfall.
A
Nominativ
B
Genitiv
C
Dativ
D
Akkusativ

Slide 23 - Quizvraag

Der Coach setzt sich (zwischen die Ersatzspieler).
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 24 - Quizvraag

Der Coach setzt sich (zwischen die Ersatzspieler).
A
wo
B
wann
C
wohin

Slide 25 - Quizvraag

Der Coach setzt sich (zwischen die Ersatzspieler).
A
Nominativ
B
Genitiv
C
Dativ
D
Akkusativ

Slide 26 - Quizvraag

Der Marathonläufer läuft (über die Brücke).
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 27 - Quizvraag

Der Marathonläufer läuft (über die Brücke).
A
wo
B
wann
C
wohin

Slide 28 - Quizvraag

Der Marathonläufer läuft (über die Brücke).
A
Nominativ
B
Genitiv
C
Dativ
D
Akkusativ

Slide 29 - Quizvraag

Prüfung Kapitel 2

Je kunt voor deze toets 46 punten halen. Bij 30 punten heb je een 6. Lees elke opdracht goed voordat je hem maakt.













Slide 30 - Tekstslide

Prüfung Kapitel 2
 1 Lernecke D-N (6 Punkte)
Was passt in den Satz? Wähle und übersetze ins Niederländische. Es bleiben zwei Wörter übrig. 
2 Lernecke N-D (10 Punkte)
Übersetze diese Wörter ins Deutsche.
3 Lernecke N-D (6 Punkte)
Lies die folgenden Umschreibungen. Welches der untenstehenden Wörter wird jeweils gesucht? Übersetze ins Deutsche. 

Slide 31 - Tekstslide

Prüfung Kapitel 2
 4 Grammatik: Verben (6 Punkte)
Ergänze die richtige Form des Verbs in Klammern im Präsens (tegenwoordige tijd) oder im Partizip II (voltooid deelwoord).

Slide 32 - Tekstslide

Prüfung Kapitel 2
5 Grammatik: Fälle (9 Punkte)
Finde heraus, welcher Fall im unterstrichenen Satzteil verwendet wird und warum. Kreise die richtigen Antworten ein.  in der richtigen Form auf. 
Geslacht m-v-o-mv / wo-wann-wohin / naamval: 3-4 (1,5p)

Slide 33 - Tekstslide

Prüfung Kapitel 2


6 Plauderecke (12 Punkte)
Übersetze die Fragen und Antworte auf Deutsch.

Slide 34 - Tekstslide

Ich habe den Grammatik verstanden
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Ich weiß jetzt wie ich für
die Prüfung lernen muss!
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll