landschappen

Het Nederlandse landschap
Wat is een landschap?
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
GroenMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Het Nederlandse landschap
Wat is een landschap?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Landschap

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

-

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zandlandschap


Het zandlandschap bedekt bijna heel Nederland

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zandlandschap
Het zandlandschap is tijdens de ijstijd ontstaan. Een koude ijzige wind blies het zand over Nederland heen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zandlandschap
- Hoog Nederland
- Keileem (ijstijden)
- Zwerfstenen
- Dekzand (ijstijden)
- Esdorpen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zandlandschap
Een zandlandschap heeft een zandbodem.
Die is vaak begroeid met bos of heide

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Duinlandschap
Helmgras, Het ontstaan van duinen, zandplaten.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke "soorten" duinen hebben we.
- Primaire: Ontstaan net op het strand, vrijwel geen helmgras of planten, veel van deze duinen overleven het niet.
- Jonge: Duinen liggend naast het strand, groot en stijl, helmgras te vinden.
- Oude duinen: Erosie heeft ervoor gezorgd dat deze duinen zijn afgesleten. Veel plantensoorten.
- Zandplaten: Grote platen van zand in de zee (Waddenzee) geen vegetatie.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lösslandschap
Löss, Wechselien, Gletsjers, Het ontstaan van het Lösslandschap.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

     Wat is Löss?
- Tijdens het Wechselien (Het laatste gedeelte van de laatste ijstijd)  werden er door harde winden, dun zand meegevoerd uit de droge Noordzee
- De deeltjes houden meer plantenvoedsel en water vast dan zandkorrels (die vrijwel geen water vasthouden) en zijn kleiner dan zandkorrels.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kwam het 
Lösslandschap in 
Limburg







- Nederland was een grote vlakte
- Hoogteverschillen
- In Limburg waaide de Löss tegen de 
hoger liggende grond, en de vegetatie
(planten/bomen) aan

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van het zandlandschap
  • Stuwwallen
  • Hoog-Nederland
  • Zwerfstenen
  • Dekzand

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe onstond het Zandlandschap
De laatste 2 IJstijden
-Elsterien (475,000-410,000) Den Helder-Zwolle-Coevorden
-Saalien (180,000-130,000) Haarlem-Utrecht-Nijmegen

De gletsjers namen Zwerfstenen mee, en de winden
lieten dekzand overal in Nederland neerdwarrelen.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Zandlandschap
Kenmerken:
- Grasland
- Akkerland
- Natuurgebieden

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontstaan van veen 
1. Planten gaan dood
2. Dode plantenresten komen in moeras
3. Onder water is geen zuurstof
4. Daardoor rotten de plantenresten niet weg
5. Er ontstaat een dikke laag dode plantenresten.
6. In hoog Nederland = hoogveen
6. In laag Nederland = laagveen 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoog en laag
  • Het Nederlandse landschap kan verdeeld worden in een hoog en een laag gedeelte
  • In Nederland kennen we 4 grondsoorten: klei-, löss-, zand-, en veengrond. De grondsoort bepaald ook wat er op groeit. Op veen en kleigronden groeit gras goed. Hier zie je dus veel weilanden. Lössgrond is erg vruchtbaar. In Nederland groeit hier vaak graan en maïs op. Op veel zandgronden in Nederland groeit bos.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ecosystemen in Nederland
Nederland is een stuk diverser dan veel mensen zouden denken. 
Naast de ecosystemen die iedereen wel kent zoals (loof)bossen, heidegebeid, graslanden, laag en hoog veen, plassen, sloten, rivieren en open zee, hebben we ook nog een aantal wat minderbekende ecosystemen zoals kwelders (begroeid land  buiten de dijken dat met vloed net niet onder water staat, zie bovenste plaatje: kweldergebied op Terschelling) en intergetijdengebieden (gebied dat boven water staat bij eb en onder water bij vloed). De Waddenzee (dat ook bij Duitsland en Denemarken hoort) vormt het grootste intergetijdengebied van Europa. 

In elk ecosysteem leven soorten die zijn aangepast op de omgevingsfactoren die bij het ecosysteem horen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschil hoog- en laagveen 
- laagveen wordt onder de waterspiegel gevormd
- hoogveen wordt boven de waterspiegel gevormd

Slide 22 - Tekstslide


Laagveen wordt onder de grondwaterspiegel gevormd. In Nederland is de vorming van laagveen begonnen tijdens het Atlanticum (een periode in het Holoceen, zo'n 8000 tot 5000 jaar geleden). De zeespiegel steeg en daardoor steeg de grondwaterstand mee. Langs de kust ontstonden lagunes, in het binnenland meren. Later verzoetten de lagunes door de stagnatie van de aanvoer van zout water en er trad verlanding op. Geleidelijk groeiden de lagunes en meren dicht met riet en andere moerasplanten. Het dode plantenmateriaal dat in het water viel verteerde niet, omdat zuurstof en bacteriën, die planten afbreken tot humus, ontbraken. Er zijn zo, in de loop van de duizenden jaren, veenpakketten ontstaan van vele meters dik.

 Hoogveen is veen dat gevormd is boven de regionale grondwaterstand. Het kan op twee manieren ontstaan. Een manier is die waarbij hoogveen wordt gevormd in gebieden met een slechte afwatering. In Groningen en Drenthe ligt het beekdal het Hunzedal. In het Saalien (ongeveer 150.000 jaar geleden), toen het landijs dat over Noord-Nederland lag begon te smelten, zijn hier smeltwaterafzettingen blijven liggen. Deze smeltwaterafzettingen, bestaande uit (onder andere) klei, laten slecht water door. Op deze afzetting ligt een laag dekzand uit het Weichselien. Regenwater kon wel door de zandlaag zakken, maar bleef op de smeltwaterafzetting liggen. Op andere plaatsen in Nederland, zoals de Peel op de grens van Noord-Brabant en Limburg, kon een kleilaag of een ijzerrijke laag in de ondergrond voor hetzelfde effect zorgen.
Hout, turf en steenkool 
  • Hout was lang dé energiebron.
  • IJzererts werd gesmolten op vuur > 130 kg hout nodig per kilo. Rond 1500 waren de meeste bossen gekapt. 

  • Turf werd ook gebruikt als brandstof = gedroogd veen = plantenresten

  • Steenkool is een ook een fossiele brandstof = brandstof gevormd uit planten en/ of dieren. 
We lezen Hout, turf en steenkool op blz 11 en Veengebieden op blz 12

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontstaan van de kleibodem
  • Voordat er dijken waren, had de zee vrij spel.
  • Er ontstonden kleine duinen, waar de zee bij vloed soms doorheen stroomde. 
  • In de plassen achter de duin werd klei afgezet. Zie de afbeelding hiernaast maar eens. (bron: BuiteNLand 4e editie, leerjaar 2)

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veen bovenop klei
  • Klei laat maar moeilijk water door. Daardoor ontstonden plassen (kleine meertjes)
  • In die plassen groeiden planten, die stierven en op de bodem zich opstapelden.
  • Zonder zuurstof verrotten planten niet. Het pakket werd steeds dikker: Het vormde veen.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wonen op terpen
Lage gedeelte stroomden continue over:
Mensen bouwden terpen om op te wonen.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontstaan van steenkool
Het veen (plantenresten) wordt bedekt met lagen klei en zand in de loop der tijd (miljoenen jaren). 
Deze lagen waren soms wel meters dik, waardoor de plantenresten steeds meer samen werden gedrukt en de temperatuur toenam. Door deze toename in temperatuur ontsnapt er gas, met als gevolg dat de koolstof (CO) toenam. De turf verandert door dit proces in bruinkool.
Omdat de druk en temperatuur blijft toenemen in de bodem, verandert bruinkool in steenkool.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bodemdaling

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Les 5: Löss landschap

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

In Zuid-Limburgkomen (sediment) gesteenten aan de oppervlakte voor die je in de rest van Nederland alleen op grote diepte terugvindt. 


- mergel 
- zandsteen 
- schalie 
- vuursteen

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom vinden we mergel, zandsteen, schalie en vuursteen in Zuid-Limburg zo dicht aan de oppervlakte? 
Sinds 300 miljoen jaar geleden komt Zuid-Limburg langzaam omhoog. Hierbij wordt het gesteente geplooid. 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Video

Deze slide heeft geen instructies

bovenop het vaste gesteente is in Zuid-Limburg een laagje Löss afgezet in de koude periode na een ijstijd

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies