8/11 Havo 1 unité 2

Bienvenue
Assieds-toi
(ga zitten)

Prends tes affaires
(pak je spullen)

Allume ton ordinateur
(computer aan)


1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bienvenue
Assieds-toi
(ga zitten)

Prends tes affaires
(pak je spullen)

Allume ton ordinateur
(computer aan)


Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui
  - weektaak vorige week : o Unité 2 
o 2.4 Écouter: waar woon je?
o 2.5 Grammaire II: bezittelijk vnw -
Exercice 9 tm 14, en ligne
-Exercice 16a tm 16d, livre
-Leren Apprendre 4, 6 & notes

-weektaak deze week (in plenda) 
o 2.6 Parler: vertellen over familie en vrienden
Exercice 17 tm 22,
o 2.7 Ecrire: beschrijf een foto - livre
-Exercice 24 tm 28, livre
- Apprendre 6, 8 & notes


 
                
         

Lesdoel : 

aan het einde van deze les 
- weet je weer het verschil tussen een bepaald en onbepaald lidwoord
- heb je je bezittelijk voornaamwoord herhaald 
- weet je of je al genoeg geleerd hebt vorige week (4, 6 en 'notes') 
- heb je de weektaak van vorige week nagekeken
- ga je oefenen met apprendre 6/8

Slide 2 - Tekstslide

Article défini (bepaald lidwoord)


De/het =
  • le > mannelijk
  • la > vrouwelijk
  • l' > klinker/stomme h
  • les > meervoud

la fille
le garçon
l'ami
les amis

Slide 3 - Tekstslide

le
la
l'
les
ami
foot
garçons
natation
fille
élève
parents
frère

Slide 4 - Sleepvraag

Article indéfini (onbepaald lidwoord)


Een =
  • un > mannelijk
  • une > vrouwelijk


une fille
un garçon

Slide 5 - Tekstslide

un
une
soeur
monsieur
chien
amie
maison
garçon

Slide 6 - Sleepvraag

Adjectif possessif
(bezittelijk voornaamwoord)
  • Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan, van wie iets is. 
  • Een bezittelijk voornaamwoord heeft in het Frans 3 vormen: mannelijk, vrouwelijk en meervoud. 
  • In het Frans kijk je niet naar de persoon van wie het is, maar naar het zelfstandig naamwoord dat erachter staat!
  • Aan het lidwoord kan je zien welke vorm je moet kiezen.

Slide 7 - Tekstslide

Adjectif possessif
(bezittelijk voornaamwoord)
Let op!

  • Son/sa/ses kunnen zijn of haar betekenen. 
  • Sa soeur betekent dus zijn zus of haar zus. 
  • Dit kan je meestal uit de context (de zin) opmaken. 
  • Zo niet, dan kies je zelf de vertaling.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn de goede vertalingen van het bezittelijk voornaamwoord 'mijn'?
A
mon/ma/mes
B
ton/ta/tes
C
son/sa/ses

Slide 10 - Quizvraag

la mère
A
ton mère
B
ta mère
C
tes mère

Slide 11 - Quizvraag

un frère
A
son frère
B
sa frère
C
ses frère

Slide 12 - Quizvraag

le chat
A
mon chat
B
ma chat
C
mes chat

Slide 13 - Quizvraag

les copains
A
ton copains
B
ta copains
C
tes copains

Slide 14 - Quizvraag

une cousine
A
son cousine
B
sa cousine
C
ses cousine

Slide 15 - Quizvraag

les soeurs
A
mon soeurs
B
ma soeurs
C
mes soeurs

Slide 16 - Quizvraag

tante
grands-parents
père
mon
ma
mes
ton
ta
tes
son
sa
ses

Slide 17 - Sleepvraag

... grand-père
A
son
B
sa
C
ses

Slide 18 - Quizvraag

... copines
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 19 - Quizvraag

... famille
A
ton
B
ta
C
tes

Slide 20 - Quizvraag

... mère
A
son
B
sa
C
ses

Slide 21 - Quizvraag

Bonjour! Moi, je suis Mica!
ma cousine
ma grand-mère
mon père
ma tante
mon oncle
Sandra
Pauline
Cédric
Marie
Luc

Slide 22 - Sleepvraag

Slide 23 - Tekstslide

Welke bezittelijke voornaamwoorden heb je voor 'jouw'?
A
ton, ta,mes
B
mon, ma, mes
C
ton, ta, tes
D
ton, mon, tes

Slide 24 - Quizvraag

Wat zijn de goede vertalingen van het bezittelijk voornaamwoord 'zijn/haar'?
A
mon/ma/mes
B
ton/ta/tes
C
son/sa/ses

Slide 25 - Quizvraag

apprendre 4 et 6
- heb je vorige week genoeg aandacht besteed aan je leerwerk?

Slide 26 - Tekstslide

app 4 : schrijf de vertaling op, gebruik kleine letters en zet geen punt achter het woord.

de buurman

Slide 27 - Open vraag

app 4 : schrijf de vertaling op, gebruik kleine letters en zet geen punt achter het woord.

het kind

Slide 28 - Open vraag

app 4 : schrijf de vertaling op, gebruik kleine letters en zet geen punt achter het woord.

oud

Slide 29 - Open vraag

app 4 : schrijf de vertaling op, gebruik kleine letters en zet geen punt achter het woord.

de slaapkamer

Slide 30 - Open vraag

app 4 : schrijf de vertaling op, gebruik kleine letters en zet geen punt achter het woord.

luisteren

Slide 31 - Open vraag

app 4 : schrijf de vertaling op, gebruik kleine letters en zet geen punt achter het woord.

de trein

Slide 32 - Open vraag

app 4 : schrijf de vertaling op, gebruik kleine letters en zet geen punt achter het woord.

geweldig

Slide 33 - Open vraag

controle weektaak vorige week : 
Écouter     Exercice 9 – Mise en route
1 + h   / 2 + f   / 3 + g   / 4 + b   / 5 + c   / 6 + d  / 7 + a  / 8 + e
Exercice 10 – Mise en route : vocabulaire
1 gescheiden  /  2 getrouwd   / 3 de halfbroer
4 enig kind/   5 alleen   / 6 het geluk
7 de buurvrouw  /   8 het weekend
Exercice 11 – Prononciation
Õn 1, 5, 7    /    Ãn 2, 3, 8   /   In 4, 6
Exercice 12 – Compréhension globale
1 A  / 2 B, C

Exercice 13 – Compréhension détaillée
1 A, C, D  / 2 Haar ouders zijn gescheiden.   Haar moeder is hertrouwd.  / Ze heeft een halfbroertje.
3 a faux / b vrai
4 a vrai  /   b vrai   /   c faux
5 moeder, oom, tante, neefjes, vrienden
6 mijn











Exercice 14 – Compréhension semi-authentique

1 1 = F, 2 = E, 3 = A, 4 = C, 5 = B
 Over: D omroepbericht in een winkel
2 1 19   /  2 8/  3 12   /  4 10   /   5 16




Slide 34 - Tekstslide


Exercice 16A    1 mijn vader  /  mijn moeder  /  mijn vrienden
2 mijn

Exercice 16B
1 Mon, ton en son worden gebruikt als er een mannelijk zelfstandig naamwoord achter staat.
 Ma, ta en sa worden gebruikt als er een vrouwelijk zelfstandig naamwoord achter staat.
 Mes, tes en ses worden gebruikt voor een zelfstandig naamwoord in het meervoud.
2 jouw
 zijn, haar

Exercice 16C
1 a v ma  /  b m ton  /  c mv tes   /  d m son   /  e mv ses
2 a Mijn moeder heet Laura.  /  b Woont jouw oom in Parijs?
 c Waar zijn jouw grootouders?  /  d Boris houdt van zijn hond.
 e Daar is Eva met haar vrienden.
3 a mon /  b ton  /  c tes  /  d sa  /  e son














Exercice 16D
1 mes cousins / 2 ton anniversaire   / 3 sa famille
4 son quartier  / 5 tes copains  / 6 sa classe
7 ma maison / 8 ton invitation

Slide 35 - Tekstslide

Les Devoirs
apprendre ; 6 & 8 
donderdag is af : 
2.6 Parler: vertellen over familie en vrienden
Exercice 17 tm 22
dinsdag is af : 24 tm 28

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide