opdr. 2 bijvoeglijk naamwoorden
1. Lisa leest de kleine Medina voor uit kleurrijke boekjes over sterren.
2. Lisa vindt astrologie leuk, ze houdt van die flitsende sterren en immense planeten.
3. De grootste ster in ons heelal lijkt onze warme zon.
4. Maar onze zon is maar klein in vergelijking met andere sterren.
5. De hete zon staat gewoon heel dichtbij.
6. Er is een gekleurd plaatje van de zon naast de gigantische ster gemaakt.
7. De zon is dan maar een heel klein stipje.
8. De grootste ster van het heelal, UY Scuti, past dan niet eens op het rechthoekige papier.