4H_week 49_Telwoorden, kloktijden en data

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui
1. Herhalen Grammaire I, II, III

2. Au travail

3. Vragen stellen/D-toets leesvaardigheid

Slide 2 - Tekstslide

1. Herhalen
  • Grammaire I: Het bijvoeglijk naamwoord
       11ABC p.16-17  en extra oefenen: 11EFG op p. 92

  • Grammaire II: Werkwoorden en tijden
    18ABC p.20-21 en extra oefenen: 18EFG op p. 93

  • Grammaire III: Getalen, data en kloktijden 
    24ABC p.25 en extra oefenen: 24EFG op p. 93-94

Slide 3 - Tekstslide

2. Grammaire III: Uitleg 
1. Telwoorden

2. Rangtelwoorden

3. Data/dagen/maanden

4. Kloktijden 

Slide 4 - Tekstslide

2. Telwoorden
  • Tussen tiental en eenheid staat een streepje, behalve bij
    21, 31, 41, 51, 61 en 71. Dan staat er et tussen.

  • Exemple:
    vingt-deux (22)
    trente et un (31)

Slide 5 - Tekstslide

2. Telwoorden
  • vingt / cent: -s als er geen ander telwoord achter staat: quatre-vingts (80)
    deux cents (200)
    cent quatre-vingts (180)

  • Maar: cent quatre-vingt-deux (182)

  • Mille (1000) krijgt nooit een -s

Slide 6 - Tekstslide

3. Rangtelwoorden
  • Je maakt rangtelwoorden door -ième achter het hoofdtelwoord te zetten:

    deux wordt deuxième (tweede)
    trois wordt troisième (derde)



Slide 7 - Tekstslide

3. Rangtelwoorden
  • Uitzonderingen/aandachtspunten:

eerste = premier/première
vierde = quatrième (-e van quatre vervalt)
vijfde = cinquième (na een q altijd een u)
neuf   = neuvième
21         = vingt et unième (ook bij 31, 41, etc.)

Slide 8 - Tekstslide

3. Breuken
  • Breuken maak je met rangtelwoorden:
    een derde = un troisième
    een vijfde= un cinquìeme

  •  uitzonderingen:
    een kwart = un quart
    een half = un demi
    een derde = un tiers

Slide 9 - Tekstslide

3. Data
  • Dagen: lundi, mardi, mecredi, jeudi, vendredi, samedi, dimanche

  • Maanden: janvier, fevrier, mars, avril, mai, juin, juillet, août, septembre, octobre, novembre, décembre

  • Verder gebruik je altijd le voor de datum, gevolgd door een hoofdtelwoord:
    le 14 juin / jeudi le 21 septembre / le jeudi 21 septembre

Slide 10 - Tekstslide

3. Data
  • Let op! De eerste dag van de maand wijkt af:
    le 1er septembre
    le premier mai

Slide 11 - Tekstslide

4. Kloktijden
  • Il est ... heures
      Dus niet c'est gebruiken!

  • In het Frans tel je eerst de minuten op bij het uur:
       Il est huit heures et cinq (Het is 5 over acht/ 08.05)
       Il est huit heures et demie (Het is half negen/ 08.30)


  • Daarna trek je de minuten af van het volgende uur:
    Il est neuf heures moins vingt-cinq (Het is 5 over half negen/ 08.35)
    Il est neuf heures moins cinq (Het is vijf voor negen/ 08.55)
     



Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

4. Kloktijden
  • Kwart over = et quart
      Kwart voor = moins le quart
      half = et demi(e) (heures = vrouwelijk / midi+minuit = mannelijk)
     12 uur 's middags = midi
     12 uur 's nachts = minuit

  • Om onderscheid te maken tussen 's de verschillende dagdelen kun je er achter zetten:
    Il est une heures du matin.
    Il est une heures de l'après midi.
    Il est onze heures du matin.
    Il est onze heures du soir. 

 



Slide 14 - Tekstslide

Au travail
  • Maken: ex. 24B op blz. 25

  • Maken ex. 24E en F op blz. 93

Slide 15 - Tekstslide

4. Au travail 
  • Maak ex. 24 B en 24 C

  • Hulp? Kijk op blz. 45 in je Manuel.

Slide 16 - Tekstslide

Hoe zeg je in het Frans:
Het is half 8
A
Il est huit heures et demie
B
C'est sept heures et demie
C
Il est sept heures et demie
D
Il est sept heures et demi

Slide 17 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Frans:
het is kwart voor vijf
A
Il est dix-sept heures et quart
B
Il est dix-sept heures moins le quart
C
C'est dix-sept heures moins le quart
D
Il est dix-sept heures moins quart

Slide 18 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Frans:
Het is half 1 's middags

Slide 19 - Open vraag

Schrijf volledig uit in het Frans:
15

Slide 20 - Open vraag

Schrijf volledig uit in het Frans:
40

Slide 21 - Open vraag

Schrijf volledig uit in het Frans:
98

Slide 22 - Open vraag

Schrijf volledig uit in het Frans:
305

Slide 23 - Open vraag

Schrijf volledig uit in het Frans:
900

Slide 24 - Open vraag

Hoe zeg je in het Frans:
Het is vrijdag 29 september 2023, 14:15 uur. Schrijf alle getallen uit!

Slide 25 - Open vraag

Exercice: C'est la fête!

Slide 26 - Tekstslide

Exercice: C'est la fête!
Groupes de 3 personnes, 6 fêtes
Maak de opdracht + in het Frans een overzichtje en vertel dit zometeen aan de groep:


Nom de la fête
Date ?
Quoi ? (en néerlandais)
Où ?

Slide 27 - Tekstslide

Au travail
Ex. 24B et C

Waar kun je hulp vinden?
Blz. 45 in Manuel of op Teams (Manuel - Getallen)

Slide 28 - Tekstslide

Les Français et le temps
D'après vous, les français sont-il ponctuels?
"Le quart d'heure de politesse" existe-t-il aux Pays-Bas?

D'autres stérétypes/clichés?

Slide 29 - Tekstslide

Toetsstof
Vocabulaire U1 (leer zoals boven de blokjes aangegeven) op blz. 102-104
Zinnen U1 (Staan bij écrire en parler N-F)
Grammaire I, II, III (bijvoeglijk naamwoord, werkwoorden avoir/etre/faire/aller/regelmatig op -er in 5 tijden, telwoorden/kloktijden/data)

Slide 30 - Tekstslide

Volgende week donderdag (28/9)

Formatieve toets U1: grammaire I, II, III + voca t/m écrire

Leerwerk bijhouden
Teams

Slide 31 - Tekstslide