Taalverzorging TV H456 2BK

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Ik heb jou/jouw tas niet gezien

1. jou
2. jouw

Welke woorden geven bezit aan?

1. jouw, jou
2. jou, mij
3. jouw, mijn
4. mijn, jou

Wie heeft me/mijn laptop gezien?

1. me
2. mijn

We kunnen straks naar mij/mijn.

1. mij
2. mijn

Je kunt heel veel voer winnen voor je/jou huisdier

1. je
2. jou

Me/mijn moeder is de liefste!

1. Me
2. Mijn

Verbeter het onjuiste verwijswoord. Noteer eerst het onjuiste en daarna het juiste verwijswoord.
Ik ben me jas vergeten op school.

Vul de juiste vorm van het werkwoord in.
Gisteren (landen) het vliegtuig rond 19:00 uur.

Waarom (landen) het vliegtuig niet eerder?

Het vliegtuig is eerder (landen).

Het (verbazen) mij niet.

Zij heeft me vaker (verbazen)

Vorige week (verbazen) ik mij hierover.

Het slechte nieuws wordt (bevestigen) door de politie.

Hij (melden) het bij de politie

Noteer het verkleinwoord: paraplu

Noteer het verkleinwoord: camping

Noteer het verkleinwoord: auto

Noteer het verkleinwoord: boterham

Noteer het verkleinwoord: bloem

Noteer het verkleinwoord: raam

Noteer het bijvoeglijk naamwoord:
Het (verbreden) pad

De (blauw) trui.

Noteer de trap van vergelijking: goed

Hoeveel trappen van vergelijking kennen we?

1. een
2. twee
3. drie
4. vier

Noteer de trap van vergelijking: graag

Noteer de trap van vergelijking: weinig

Ik vind pizza een stuk lekkerder als/dan friet.

1. als
2. dan

Wist jij dat Friesland kleiner is als/dan Spanje?

1. als
2. dan

Ik heb net zoveel wedstrijden gespeeld als/dan Mick

1. als
2. dan

Mijn kleine zusje is even groot als/dan ik.

1. als
2. dan

Hij is verwaarloosd door zijn moeder.
Wat is verwaarloosd?

1. PV TT
2. PV VT
3. Voltooid deelwoord

Zij gelooft niet meer in jouw woorden.

Wat is gelooft?

1. PV TT
2. PV VT
3. voltooid deelwoord

Hij meldde het incident bij de politie.

Wat is meldden?

1. PV TT
2. PV VT
3. voltooid deelwoord