Kosten en Uitgaven, Ontvangsten en Opbrengsten leren begrijpen
Kosten en Uitgaven, Ontvangsten en Opbrengsten leren begrijpen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Kosten en Uitgaven, Ontvangsten en Opbrengsten leren begrijpen
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoelen
Aan het einde van deze les, ben je in staat om het verschil tussen kosten en uitgaven en ontvangsten en opbrengsten uit te leggen en te oefenen met leverancierskrediet en afnemerskrediet.
Slide 2 - Tekstslide
Introduceer de leerdoelen en zorg ervoor dat elke leerling deze begrijpt.
Kosten en Uitgaven
Kosten zijn de hoeveelheid geld die nodig is om een product of dienst te produceren of te verkopen. Uitgaven zijn de geldbedragen die worden uitgegeven om deze kosten te betalen.
Slide 3 - Tekstslide
Gebruik voorbeelden om het verschil tussen kosten en uitgaven te verduidelijken.
Ontvangsten en Opbrengsten
Ontvangsten zijn de hoeveelheid geld die wordt ontvangen voor de verkoop van een product of dienst. Opbrengsten zijn de totale geldbedragen die worden ontvangen voor de verkoop van alle producten en diensten.
Slide 4 - Tekstslide
Gebruik een voorbeeld om het verschil tussen ontvangsten en opbrengsten te verduidelijken.
Oefenen met Kosten en Uitgaven
Oefen het verschil tussen kosten en uitgaven met behulp van de volgende oefening: Een bedrijf heeft €1000 aan kosten om een product te produceren en verkoopt het voor €1500. Wat zijn de uitgaven?
Slide 5 - Tekstslide
Laat de leerlingen individueel werken en bespreek daarna de antwoorden als groep.
Oefenen met Ontvangsten en Opbrengsten
Oefen het verschil tussen ontvangsten en opbrengsten met behulp van de volgende oefening: Een bedrijf verkoopt 100 producten voor €10 per stuk. Wat zijn de ontvangsten en opbrengsten?
Slide 6 - Tekstslide
Laat de leerlingen individueel werken en bespreek daarna de antwoorden als groep.
Leverancierskrediet en Afnemerskrediet
Leverancierskrediet is wanneer een leverancier een klant toestaat om later te betalen voor een product of dienst. Afnemerskrediet is wanneer een klant een leverancier toestaat om later te betalen voor een product of dienst.
Slide 7 - Tekstslide
Gebruik een voorbeeld om het verschil tussen leverancierskrediet en afnemerskrediet te verduidelijken.
Oefenen met Leverancierskrediet
Oefen leverancierskrediet met behulp van de volgende oefening: Een bedrijf koopt €1000 aan producten op krediet. Het bedrijf heeft nu €1000 schuld. Wat zijn de ontvangsten en uitgaven?
Slide 8 - Tekstslide
Laat de leerlingen individueel werken en bespreek daarna de antwoorden als groep.
Oefenen met Afnemerskrediet
Oefen afnemerskrediet met behulp van de volgende oefening: Een klant koopt €1000 aan producten op krediet. Het bedrijf heeft nu €1000 aan vorderingen. Wat zijn de ontvangsten en uitgaven?
Slide 9 - Tekstslide
Laat de leerlingen individueel werken en bespreek daarna de antwoorden als groep.
Kosten en Uitgaven Oefenen
Oefen het verschil tussen kosten en uitgaven met behulp van de volgende oefening: Een bedrijf heeft €500 aan kosten om een product te produceren en verkoopt het voor €750. Wat zijn de uitgaven?
Slide 10 - Tekstslide
Laat de leerlingen individueel werken en bespreek daarna de antwoorden als groep.
Ontvangsten en Opbrengsten Oefenen
Oefen het verschil tussen ontvangsten en opbrengsten met behulp van de volgende oefening: Een bedrijf verkoopt 50 producten voor €20 per stuk. Wat zijn de ontvangsten en opbrengsten?
Slide 11 - Tekstslide
Laat de leerlingen individueel werken en bespreek daarna de antwoorden als groep.
Leverancierskrediet en Afnemerskrediet Oefenen
Oefen leverancierskrediet en afnemerskrediet met behulp van de volgende oefening: Een bedrijf koopt €500 aan producten op krediet. Het bedrijf heeft nu €500 schuld. De klant betaalt later. Wat zijn de ontvangsten en uitgaven?
Slide 12 - Tekstslide
Laat de leerlingen individueel werken en bespreek daarna de antwoorden als groep.
Quiz
Test je kennis met deze quiz!
Slide 13 - Tekstslide
Maak een korte quiz om te controleren of de leerlingen de lesstof hebben begrepen.
Quiz Vraag 1
Wat is het verschil tussen kosten en uitgaven?
Slide 14 - Tekstslide
Laat de leerlingen individueel werken en bespreek daarna de antwoorden als groep.
Quiz Vraag 2
Wat is het verschil tussen ontvangsten en opbrengsten?
Slide 15 - Tekstslide
Laat de leerlingen individueel werken en bespreek daarna de antwoorden als groep.
Quiz Vraag 3
Wat is leverancierskrediet?
Slide 16 - Tekstslide
Laat de leerlingen individueel werken en bespreek daarna de antwoorden als groep.
Quiz Vraag 4
Wat is afnemerskrediet?
Slide 17 - Tekstslide
Laat de leerlingen individueel werken en bespreek daarna de antwoorden als groep.
Einde van de les
Bedankt voor het voltooien van deze les!
Slide 18 - Tekstslide
Rond de les af en beantwoord eventuele vragen van de leerlingen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 19 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 20 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 21 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.