V5 les 3 Kosten en uitgaven

Begintaak

Lees het artikel
5 minuten
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Begintaak

Lees het artikel
5 minuten

Slide 1 - Tekstslide

Uitgesteld betalen. Wat is het, en wat is er zo risicovol aan?
Beantwoord voor jezelf de volgende vragen
  • Wat is het risico van uitgesteld betalen?
  • Wat betekent BNPL
  •  Wat is het totale bedrag aan  BNPL transacties dat door minderjarigen is gedaan in 2024?
  • Is dit leverancierskrediet of afnemerskrediet?

Slide 2 - Tekstslide

V5 BE Kosten en Uitgaven

Slide 3 - Tekstslide

Programma
  • Huiswerk
  • Herhaling
  • Leerdoelen
  • Kosten en uitgaven
  • Opgaven 3.20, 3.21, 3.22 

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk

Slide 5 - Tekstslide

3.18 Square
1,2 en 3

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

3.18 Square
4 en 5

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

3.19 Xantiplus

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Herhaling

Slide 12 - Tekstslide

Je ontvangt geld van je debiteuren. Is dit zonder of met btw?
A
inclusief btw
B
exclusief btw

Slide 13 - Quizvraag

Als een bedrijf aan debiteuren 2 maanden krediet levert, welke maanden ontvangt het bedrijf dan geld in het 2e kwartaal van gemaakte omzet?
A
april, mei, juni
B
december, januari, februari
C
februari, maart, april
D
maart, april, mei

Slide 14 - Quizvraag

Als je van crediteuren 1 maand krediet krijgt, welke maanden ga je dan betalen in het 2e kwartaal
A
april, mei, juni
B
maart, april, mei
C
mei, juni, juli

Slide 15 - Quizvraag

Waar komt het positieve saldo van ontvangsten en uitgaven (dus van je liquiditeitsoverzicht) bij op de balans?

Slide 16 - Open vraag

december: verkoop op rekening van 300 stuks a EUR 90
Januari: inkoop per kas: 500 stuks a EUR 50
Januari: verkoop op rekening 200 stuks a EUR 90
Debiteuren: 1 maand termijn; geen btw
Opbrengsten in januari?
A
300 stuks a EUR 90
B
500 stuks a EUR 50
C
200 stuks a EUR 90
D
200 stuks a EUR 50

Slide 17 - Quizvraag

december: verkoop op rekening van 300 stuks a EUR 90
Januari: inkoop per kas: 500 stuks a EUR 50
Januari: verkoop op rekening 200 stuks a EUR 90
Debiteuren: 1 maand termijn; geen btw
Ontvangsten in januari?
A
300 stuks a EUR 90
B
500 stuks a EUR 50
C
200 stuks a EUR 90
D
200 stuks a EUR 50

Slide 18 - Quizvraag

Waar staat op de balans vooruitontvangen bedragen
A
Debet
B
Credit

Slide 19 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Je kunt voorbeelden van kosten van een onderneming noemen.
  • Je kunt het verschil tussen kosten en uitgaven uitleggen.
  • Je kunt uitleggen waarom aflossing geen kostenpost is.
  • Je kunt de interestkosten, interestuitgaven, aflossing en schuldrest bij een lineaire lening berekenen (zowel bij vooruitbetaalde als achteraf betaalde interest).
  • Je kunt de waarde van de balansposten 'vooruitbetaalde interest' en 'nog te betalen interest' berekenen bij een lineaire lening.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Bereken met behulp van de tijdlijn de totale uitgaven met betrekking tot de lening op 31 december 2019. (€ x.xxx,xx)

Slide 28 - Open vraag

Antwoord

Slide 29 - Tekstslide

Bereken met behulp van de tijdlijn de kosten met betrekking tot de lening in juli 2020. (€ X.XXX,XX)

Slide 30 - Open vraag

Antwoord

Slide 31 - Tekstslide

Als de interest nog niet is betaald, ontstaat er een schuld (nog te betalen interest). Bereken het bedrag dat in verband met de interest van de lening op de balans van 31 mei 2020 moet worden opgenomen. (€ X.XXX,XX)

Slide 32 - Open vraag

Antwoord

Slide 33 - Tekstslide

Maken
3.20 Kosten en uitgaven
3.21 Een lening afsluiten en aflossen
3.22 Interest vooruit en achteraf betalen 

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Wat weet je nu meer dan aan het begin van de les?

Slide 36 - Open vraag