der en ein groep les 2 periode 2

Du hast 3 Minuten für:


Je hebt 3 min om: 

  • Jacke aus

  • Handy in die Tasche 
  • Laptop geschlossen auf dem Tisch
  • Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch
timer
3:00
  • Als de timer is gestopt zie ik iedereen in stilte bezig met de opdracht die op het bord staat.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Du hast 3 Minuten für:


Je hebt 3 min om: 

  • Jacke aus

  • Handy in die Tasche 
  • Laptop geschlossen auf dem Tisch
  • Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch
timer
3:00
  • Als de timer is gestopt zie ik iedereen in stilte bezig met de opdracht die op het bord staat.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Leerdoel: herhalen Schritt 41-46
* je kent de woorden Schritt 42 & 43
* je kent Redemittel Schritt 42
* je kent de zinsontleding (het gezegde, het onderwerp, het lijdendvoorwerp)
* je kent de eerste en de vierde naamval van de der-groep

Slide 2 - Tekstslide

In de les 
D-Prüfung (op blz. 105-106)
Was musst du für die Prüfung lernen? Teil 1 

Slide 3 - Tekstslide

Aufgabe 1 Seite 105
Übersetze folgende Wörter ins Deutsche.

misdaadfilm | volwassenen | acteur | aankomst | huilen | grap | vrachtwagen | klagen | politie | onderweg | invullen | autosnelweg | verkeersbord | zelfstandig
Setze die Wörter in die richtigen Sätze ein.
Achtung!
Zwei Wörter bleiben übrig.

 
 .
Der
 Christoph Waltz hat in einem James-Bond-Film gespielt.
Die Gäste
 über das schlechte Frühstück im Hotel.
An diesen Aufgaben arbeiten die Schüler ganz
 , ohne Hilfe der Lehrerin.
Nach unserer
 im Hotel waren wir so müde, dass wir sofort ins Bett gingen.
Wir lachen, weil uns Adnan einen
 erzählt hat.
Es gab einen Unfall. Wir haben die
 angerufen. Sie ist schon
 .
Kinder
 , wenn ihnen etwas weh tut.
Dieser
 ist wirklich sehr spannend.












timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

 Aufgabe 1 Vokabeln
1. ausfüllen
2. Lkw (Lastkraftwagen), Autobahn
3. Schauspieler
4. beschweren sich
5. selbstständig
6. Ankunft
7. Witz
8. Polizei, unterwegs
9. weinen
10. Krimi

Slide 5 - Tekstslide

Aufgabe 2 Seite 105
Wähl das Wort, das am besten in den Satz passt und schreib es in den Satz.

Schreib unter den Satz auch die niederländische Übersetzung des Wortes.

 , dich zu verletzen.
Übersetzung:
(überdies / einerseits / stattdessen) Ich habe keine Lust auszugehen und
 kein Geld.
Übersetzung:
(stattdessen / zitieren / andererseits) Heute sollte es sonnig sein,
 regnet es den ganzen Tag.
Übersetzung:
(zitiert / veröffentlicht / überdies) Christine Nöstlinger hat 1970 ihr erstes Kinderbuch
 .
Übersetzung:





timer
5:00

Slide 6 - Tekstslide

Antworten Aufgabe 2
1. de bedoeling – meine Absicht
2. überdies - bovendien
3. stattdessen - in plaats daarvan
4. veröffentlicht - gepubliceerd

Slide 7 - Tekstslide

Redemittel Seite 106
* Redemittel Schritt 42 leren
* Redemittel Schritt 43 toepassen
timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

Redemittel 
1. Wer ist an der Reihe?
2. Ich möchte diese Straße kaufen.
3. Oh nein, es gibt einen Streik bei der Straßenbahn.
4. Wie komme ich zum Bahnhof?
5. Und es gibt keinen Bahnverkehr nach Stuttgart.
6. Ha! Du bist in meiner Straße. Du musst 180 Franken Miete bezahlen.

Slide 9 - Tekstslide

Schritt 42
Grammatik

der en ? groep

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoel
Ik ken de woorden van de der-groep (1) blz. 72 en (2) blz. 76
de woorden kunnen van de der-groep ook als lijdend voorwerp of tijdsbepaling in de 4de naamval staan

Slide 11 - Tekstslide

Zinsontleding: 
Wie war das nochmal?


De berggids heeft de toeristen de Zugspitze laten zien.

Slide 12 - Tekstslide

Zinsontleding: 
Wie war das nochmal?


De berggids heeft de toeristen de Zugspitze laten zien.

1. Zoek het gezegde

Slide 13 - Tekstslide

Zinsontleding: 
Wie war das nochmal?


De berggids heeft de toeristen de Zugspitze laten zien.

2. Zoek het onderwerp
Wie/wat? + gezegde?

Slide 14 - Tekstslide

Zinsontleding: 
Wie war das nochmal?


De berggids heeft de toeristen de Zugspitze laten zien.

3. Zoek het lijdend voorwerp
Wie/wat + gezegde + onderwerp?

Slide 15 - Tekstslide

sehr. 
onderwerp 
gezegde
lijdend voorwerp
Meine Schwester
mag
diese Katze

Slide 16 - Sleepvraag

der-groep
der, die, das 
dies-
jen- 
jed-, 
manch-,
solch-,
welch-, 
all

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Aufgabe 4 Grammatik Seite 106
timer
1:00

Slide 19 - Tekstslide

Aufgabe 4 Grammatik
1. Welchen Bauernhof (m) haben deine Großeltern (mv) gekauft?
2. Dieses Buch (o) haben nicht alle Schüler (mv) gelesen.
3. Manche Fotos (mv) haben eine schlechte Qualität (v).
4. Mein Bruder mag eine solche Musik (v) nicht.
5. Jeder Becher (m) hat eine andere Farbe (v).
6. Diese DVD (v) kostet 10 Euro, jenes DVD-Set (o) ist viel teurer.
7. Alle Musikinstrumente (mv) befinden sich im Musikraum.
8. Solche schönen Bilder (mv) können nur manche Maler (mv) malen.
9. Jedes Wochenende (o) besuchen wir meinen Onkel (m) Stefan.
10. Welches Haustier (o) möchten deine Geschwister (mv) haben?
11. Dieses Smartphone (o) ist schöner als jenes Handy (o).
12. Diese Jugendlichen (mv) fahren jedenTag (m) mit dem Fahrrad zur Schule.

Slide 20 - Tekstslide

Ik ben goed voorbereid voor de toets
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Auf Wiedersehen!

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide