§14 Betrekkelijk vnw

 § 14 Betrekkelijk voornaamwoord 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

 § 14 Betrekkelijk voornaamwoord 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Nakijken blz 221 opdr 6
- nakijken bl z224/225 opdr 2,3 en 5
- theorie §14
-maken §14 opdr 1 t/m4

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken opdr 6 blz 221
Als een (olw) poort in de hemel (zn)
spant zich, heel hoog,
een machtige (bn), prachtige
regenboog.
Rood en oranje,
geel, groen en blauw.
Net was er nog niets.
Hoe (bw) kan dat (aanw.vnw) zo gauw?
Het lijkt (zww) op een sprookje.
Fantasie. Toverij (zn).
De helft (zn) van de hemel,
één (bep.hoofdtelw) groot schilderij (zn).

’t Is het (blw) werk van (vz) de zon,
van de zonneschijn
die glanst en die danst
in (vz) een regengordijn.
Van de zon die de regen
– elk druppeltje – raakt,
en van tien (bep.hoofdtelw) miljoen druppels
één regenboog maakt.





Slide 3 - Tekstslide

Nakijken opdracht 5 blz 225

(1) Er was eens een arme molenaar. (2) Op een keer kwam hij in gesprek met de koning en (ns.vgw) zei dat (os.vgw) hij een dochter had die van stro goud kon spinnen. (3) Zodra (os.vgw) de koning dit hoorde, eiste hij dat ze dit speciaal voor hem deed. (4) Toen (os.vgw) het meisje bij hem werd gebracht, leidde hij haar een kamer binnen die helemaal vol met stro lag. (5) Het meisje moest in één nacht al het stro in de kamer tot goud spinnen, want (ns.vgw) anders zou ze ter dood gebracht worden. (6) Omdat (os.vgw) ze geen idee had hoe je stro in goud moest veranderen, barstte ze in tranen uit. (7) Plotseling verscheen er een klein mannetje in de kamer die het meisje hulp aanbood. (8) ‘Wat geef je mij als (os.vgw) ik dit stro voor je tot goud spin?’ (9) ‘Mijn halsketting.’ (10) ‘Ik kan je wel helpen’, zei het mannetje terwijl (os.vgw) hij alvast begon te spinnen. (11) Toen (os.vgw) de koning de volgende ochtend het goud zag, was hij erg gelukkig.

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel
- Aan het einde van de les weet je wat een betrekkelijk voornaamwoord is en kun je deze herkennen in de zin. 

- Aan het einde van de les weet je wat een betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent (betr vnw mia) is en kun je deze herkennen in de zin. 

Slide 5 - Tekstslide

Het bestuur nam de beslissing... de trainer ontslagen moest worden.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 6 - Quizvraag

De vraag... het team gaat trainen, moet snel beantwoord worden.
A
die
B
wie
C
dat
D
deze

Slide 7 - Quizvraag

Betrekkelijk voornaamwoord
Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord (of woorden)
dat eerder in de zin genoemd is.

Het eerder genoemde woord (of woorden) noem je een antecedent.

Het antecedent staat meestal vlak voor het betrekkelijk voornaamwoord.

De man die in het ziekenuis lag, is weer beter.
betrekkelijk voornaamwoord: die want die verwijst naar een woord dat eerder in de zin genoemd is
antecedent: de man want de man is het eerder genoemde woord en staat vlak voor het betr. vnw

Slide 8 - Tekstslide

B

  • Die (verwijs je naar de-woorden)
  • Dat (verwijs je naar het-woorden)
  • Wie (antecedent is een persoon, bv de jongen, met wie ik afsprak en NIET waarmee ik afsprak)
  • Wat (zie volgende slide)


(welke of hetgeen)

Slide 9 - Tekstslide

Betr.vnw WAT
gebruik je wanneer er wordt verwezen naar:
- een overtreffende trap
- een onbepaald vnw (bv alles, iets, niets)
- een hele zin

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent?
'De boom die omgevallen is, rot weg.

Slide 11 - Open vraag

Antwoord
De boom die omgevallen is, rot weg.

Die = betrekkelijk voornaamwoord (verwijst naar het woord/woorden dat eerder genoemd is)
De boom = antecedent (die zegt iets over de boom)

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent?:
De burgermeester gaf een prijs aan de winnaar van het voetbalelftal dat kampioen was geworden.

Slide 13 - Open vraag

Antwoord
De burgermeester gaf een prijs aan de winnaar van het voetbalelftal dat kampioen was geworden. 

Dat = betrekkelijk voornaamwoord (verwijst naar het woord/woorden dat eerder genoemd is)
het voetbalelftal = antecedent (dat zegt iets over het voetbalelftal )

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent?:
Ik had tijdens LessonUp mjn best gedaan, wat een verstandige beslissing was.

Slide 15 - Open vraag

Aanvulling antwoord
Wat je daar eet, is ongezond.

wat= betrekkelijk voornaamwoord
wat kun je vervangen door: Datgene wat je eet, is ongezond.
antecedent is ingesloten - namelijk 'datgene' want datgene verwijst naar 'dat' (betrekkelijk voornaamwoord)

Slide 16 - Tekstslide

Maken §14 opdr 1 t/m 4

Slide 17 - Tekstslide