persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Persoonlijk voornaamwoord

Persoonlijke voornaamwoorden zijn woorden die personen benoemen in een zin zonder daarbij de naam te noemen.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Persoonlijk voornaamwoord

Persoonlijke voornaamwoorden zijn woorden die personen benoemen in een zin zonder daarbij de naam te noemen.

Slide 1 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
ich                         ik
du                          jij
er/sie/es             hij/zij/het
wir                         wij
ihr                          jullie
sie/Sie                 zij/U

Slide 2 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
ich                         ik
du                          jij
er/sie/es             hij/zij/het
wir                         wij
ihr                          jullie
sie/Sie                 zij/U

Slide 3 - Tekstslide

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het 
Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 1e naamval
timer
2:00
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 4 - Sleepvraag

Persoonlijke voornaamwoorden

Een zelfstandig naamwoord kun je in een zin vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.

- Een mannelijk zelfstandig naamwoord vervang je door er.

Der Junge spielt gern Fußball. → Er spielt gern Fußball.

- Een vrouwelijk zelfstandig naamwoord vervang je door sie.

Die Studentin spielt gern Fußball. → Sie spielt gern Fußball.

- Een onzijdig zelfstandig naamwoord vervang je door es.

Das Baby spielt gern mit dem Ball. → Es spielt gern mit dem Ball.

- Een zelfstandig naamwoord in het meervoud vervang je door sie.

Die Kinder spielen gern Fußbal. → Sie spielen gern Fußball.




Slide 5 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord

der Mann = er

die Frau = sie

das Kind = es

die Eltern = sie



Slide 6 - Tekstslide

die Mutter
A
er
B
sie
C
es

Slide 7 - Quizvraag

das Buch
A
er
B
sie
C
es

Slide 8 - Quizvraag

die Ausbildung
A
er
B
sie
C
es

Slide 9 - Quizvraag

der Lehrer
A
er
B
sie
C
es

Slide 10 - Quizvraag

das Mädchen
A
er
B
sie
C
es

Slide 11 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord: 
Bezittelijke voornaamwoorden geven een bezit aan: 
het is van iemand. Je zet de bezittelijke voornaamwoorden voor zelfstandige naamwoorden, op de plek van de lidwoorden der/die/das of ein/eine.

Slide 12 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord

ich                         ik
du                          jij
er/sie/es             hij/zij/het
wir                         wij
ihr                          jullie
sie/Sie                 zij/U
bezittelijk voornaamwoord

mein_                          mijn
dein_                            jouw
sein_/ihr_/sein_    zijn/haar/zijn
unser_                        ons/onze
euer_                           jullie
ihr_/Ihr_                      hun/uw

Slide 13 - Tekstslide

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het 
Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 1e naamval
timer
2:00
mijn
zijn
ons/
onze
uw
jullie
hun
jouw
haar
mein(e)
ihr(e)
unser(e)
dein(e)
euer/
eure
sein(e)
Ihr(e)
ihr(e)

Slide 14 - Sleepvraag

Bezittelijk voornaamwoord: 
Jullie kennen al het onbepaalde lidwoord ein en eine. Het Duits kent een aantal bezittelijke voornaamwoorden die erg op ein en eine lijken.  Deze woorden worden op dezelfde manier verbogen als de lidwoorden. Leer de bezittelijke naamwoorden en hun betekenis uit je hoofd.

Slide 15 - Tekstslide

bezittelijke voornaamwoorden veranderen mee met ein/eine!
ein/der Vater       -> mein Vater
eine/die Mutter -> meine Mutter

Slide 16 - Tekstslide

bezittelijke voornaamwoorden

Slide 17 - Tekstslide

probeer: (Ik) .............. bin 18 Jahre alt.

Slide 18 - Open vraag

probeer: Wie alt bist (jij)........... ?

Slide 19 - Open vraag

probeer: Was macht (jullie)........... am Wochenende ?

Slide 20 - Open vraag

probeer: (Wij) ........... machen die Ausbildung Junior Accont Manager?

Slide 21 - Open vraag

probeer: Ich suche..........(mijn) Buch (o).

Slide 22 - Open vraag

probeer: Ich suche..........(mijn) Tasche (vr).

Slide 23 - Open vraag

probeer: Ich suche..........(jouw) Tasche.

Slide 24 - Open vraag

probeer: Ich suche..........(onze) Tasche.

Slide 25 - Open vraag

probeer: (Mijn)............. Bruder ist älter als ich.

Slide 26 - Open vraag

probeer: (Mijn)............. Schwester ist jünger als ich.

Slide 27 - Open vraag

probeer: Das ist (ons) ......... Haus (o).

Slide 28 - Open vraag

Noem vijf persoonlijke voornaamwoorden.

Slide 29 - Open vraag

Noem vijf bezittelijke voornaamwoorden.

Slide 30 - Open vraag

Maak één zin waarbij je persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden gebruikt.

Slide 31 - Open vraag