Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
Leg je schrift op tafel, ik controleer het huiswerk
telefoons in de tas
geen kauwgom
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2
In deze les zitten 38 slides, met tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
Leg je schrift op tafel, ik controleer het huiswerk
telefoons in de tas
geen kauwgom
Slide 1 - Tekstslide
je gaat 6 minuten in sti
Deze les?
we kijken terug naar de les van vorige week
we kijken het huiswerk na
uitleg, je bent stil en doet goed mee
je gaat 8 minuten in stilte werken
daarna kun je zachtjes overleggen
we sluiten de les af met een Kahoot!
Vragen (aan mij) mogen altijd gesteld worden
Slide 2 - Tekstslide
Ik weet wat sparen is
Ik ken de drie spaarvormen
Ik weet wat rente is
Ik kan rente berekenen
Ik ken de drie geldfunctiesIk weet wat chartaal geld is
Ik weet wat giraal geld is
Ik weet wat internetbankieren is
Ik weet wat directe ruil is
Ik weet wat indirecte ruil is
Ik weet hoe ik elektronisch kan betalen
Ik kan een saldo uitrekenen na betalingen en ontvangsten
Ik kan een stijging of daling in procenten berekenen
LEER EN
Slide 3 - Tekstslide
13Eigen antwoord. Spaar jij?
Waarom wel of waarom niet?
Redenen om te sparen:
fijn om geld achter de hand te hebben
later iets duurs kunnen kopen
Redenen om niet te sparen:
ik geef het liever nu uit
het lukt me niet om geld over te houden
Slide 4 - Tekstslide
14a Van de 12 t/m 14 jarige spaart 100-81 = 19% niet.
Van de 15 t/m 17 jarige spaart 100-89 = 11% niet
14b Naarmate de jongeren ouder worden, wordt er meer gespaard.
14c Een reden kan zijn:
* dat de jongeren aan het werk zijn en zelf geld verdienen. Van dit
geld kunnen ze makkelijker sparen.
* als ze ouder worden denken ze meer aan hun toekomstplannen.
14c Eigen antwoord
Slide 5 - Tekstslide
15 Je spaart als je inkomsten hoger zijn dan je uitgaven; antwoord B
16 Van de bank ontvang je rente. Dat is een vergoeding van de bank. Als je spaart voor een rijbewijs dan spaar je voor eendoel. Na een jaar is je saldo gestegen.
Slide 6 - Tekstslide
17
18 Je krijgt rente van de bank omdat de bank jouw geld weer kan uitlenen. Antwoord B
voordelen spaarrekening
nadelen spaarrekening
je ontvangt rente
je hebt minder geld tot je beschikking
je geeft het geld niet zo gemakkelijk uit
als je het geld nodig hebt, kun je er bij sommige spaarrekeningen niet bij
je spaargeld is veilig
Slide 7 - Tekstslide
19
spaargeld
rentepercentage
rentebedrag per jaar
€ 150,-
2,3%
€ 3,45 (150x2,3/100)
€ 2.500,-
1,8%
€ 45,- (2500x1,8/100)
€ 784,-
2%
€ 15,68 (784x2/100)
€ 45.000,-
2,5%
€ 1.125,- (45000x2,5/100)
€ 427,-
0,8%
€ 3,42 (427x0,8/100)
Slide 8 - Tekstslide
20 Liam krijgt meer rente:
Liam heeft een hoger spaarbedrag op zijn rekening staan.
Tess haar geld staat korten op haar spaarrekening dan het geld van Liam erop staat.
Liam heeft een andere spaarrekening met een hoger rentepercentage.
21
a) juist
b) onjuist; hoe langer, hoe hoger
c) onjuist; klanten winnen, hogere rente als andere banken.
Slide 9 - Tekstslide
22a Internetsparen: 2500x1,4/100 = € 35,-
Extrasparen: 2500x2,2/100 = € 55,-
22b Als je spaargegoed € 20.000,- of meer is en het spaarbedrag het hele jaar gelijk blijft of stijgt is Extrasparen het aantrekkelijkst, je krijgt dan 1% extra rente.
22c Uw spaarbedrag is vrij opneembaar: je mag je geld altijd opnemen zonder beperkingen of extra kosten.
22d De bank geeft een hoger percentage rente bij een groter bedrag om mensen over te halen meer te sparen. Als het spaarbedrag hoger is kan de bank ook meer uitlenen.
Slide 10 - Tekstslide
23a ruilfunctie
23b rekenfunctie
23c spaarfunctie
24a ruilfunctie
24b ruilfunctie
24c ruilfunctie
Slide 11 - Tekstslide
25a
geld op nachtkastje: spaarfunctie
25b
in de winkel duurder: rekenmiddel
25c
broek verkopen: ruilfunctie
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
2.3 Waarom zou je lenen?
Slide 14 - Tekstslide
Lenen
Lenen betekent dat je geld gebruikt dat van een ander is.
Redenen om geld te lenen:
Je wilt iets duurs kopen, zoals een auto en je wilt niet wachten tot je het bedrag bij elkaar gespaard hebt.
Je hebt onverwacht dringend geld nodig. Bijvoorbeeld om een dure reparatie te betalen.
Slide 15 - Tekstslide
Lenen
Een lening bij de bank betaal je terug met een vast bedrag per maand. Dat is de maandtermijn. De maandtermijn bestaat uit twee delen:
Een deel voor het terugbetalen van het geleende geld. Dat heet aflossen.
Een extra bedrag voor rente.
Slide 16 - Tekstslide
Rente bij lenen
De rente bij een lening is een vergoeding aan de bank, omdat je hun geld mag gebruiken.
Percentage = (rentebedrag ÷ leenbedrag) x 100
Slide 17 - Tekstslide
Maken
(eerst in stilte)
Opdracht
29 t/m 42
blz 48 t/m 51
timer
8:00
Vragen (aan mij)
mogen altijd gesteld worden
Slide 18 - Tekstslide
create.kahoot.it
Slide 19 - Link
29a Voordeel geld lenen:
* als je iets graag wilt hebben, kun je er eerder van genieten
* als je dringend geld nodig hebt, maar je hebt het niet,
ben je met een lening geholpen
29b Nadeel geld lenen:
* je betaalt extra geld om te lenen (rente)
* je moet het geleende geld toch weer terug betalen
* als je vaak geld leent van vrienden of familie, krijgen zij daar
een hekel aan
Slide 20 - Tekstslide
30
iets moet gemaakt worden
=> je hebt onverwacht dringend geld nodig
je wilt iets graag kopen
=> je wilt nu al iets duurs hebben en gebruiken
je wilt een dure vakantie betalen
=> je wilt nu nu al iets duurs en niet wachten tot je genoeg
gespaard hebt
Slide 21 - Tekstslide
31a
minder jongeren hebben schulden (de blauwe lijn)
b
geleend van anderen is in deze jaren gestegen (blijkbaar lenen jongeren regelmatig van elkaar, herken je dit?)
c
jongeren hebben het minst een roodstandfaciliteit (rood staan),
dit komt omdat je op een jongerenrekening niet rood mag staan. Pas met een vast inkomen mag je rood staan.
Slide 22 - Tekstslide
32
Twee maanden zakgeld is € 48,-
Als je je vader wilt terugbetalen moet je die dus € 40,- betalen.
Je houdt dan € 8,- over voor de rest. Gaat dat lukken?
Slide 23 - Tekstslide
33a
meerderjarig ben je vanaf je e jaar
33b
Je moet meerderjarig zijn om te kunnen lenen:
* als je nog minderjarig bent, zijn je ouders aansprakelijk voor
jouw schulden
* als je minderjarig bent, is het best moeilijk om te overzien wat
de gevolgen van een lening zijn
Slide 24 - Tekstslide
34a Maandtermijn: een vast bedrag waarmee je elke keer een stukje van je lening terugbetaald
34b De aflossing is minder dan € 85,- omdat je ook rente moet betalen (aflossing = afbetaling + rente)
34c Als je aflost dan wordt het geleende bedrag kleiner/lager
34d De rente is alleen een vergoeding die je betaalt omdat je het geld van de bank een tijdje mag gebruiken
aflossing rente
Slide 25 - Tekstslide
35a Onjuist: bij lenen betaal je rente
35b Juist
35c Onjuist: alleen de aflossing zorgt ervoor dat de lening mindere wordt
36
Een tweedehands auto die nog ongeveer 5 jaar meegaat:
De lening aflossen in minder dan vijf jaar; anders ben je nog aan het afbetalen zonder dat je gebruik kunt maken van de auto.
Zo kun je alvast sparen voor een nieuwe....
Slide 26 - Tekstslide
37a Zo snel mogelijk terugbetalen: 6 maanden.
Bij een bedrag van € 5.000,- betaal je dan elke maand € 858,-
37b In zes maanden betaal je dan totaal 6x858 = € 5.148,- terug
37c De rente is 5418-5000 = € 148,-
38a Toch liever in 3 jaar terugbetalen: wellicht kun je niet elke maand de € 858,- betalen en wel de € 144,-
38b Drie jaar is 3x12 = 36 maanden
38c In drie jaar betaal je 36x144 = € 5.184,-
38d De rente is ook hier € 148,-
Slide 27 - Tekstslide
39a Aflossing is ook € 200,- (het leenbedrag)
39b Rente is € 15,- (het extra bedrag wat je moet terugbetalen)
39c Hoeveel procent is 15 van 200?
15/200 x100 = 7,5%
40 De rente die je betaald is € 45,-
Hoeveel procent is 45 van 750?
45/750 x100 = 6%
Slide 28 - Tekstslide
41
84 maanden = 84/12 = 7 jaar
Totaal te betalen 84x183 = € 15.372,-
Extra betaalt 15372-10000= € 5.372,-
In procenten is dit 5372/10000 x 100 = 53,7%
zou jij € 2,- lenen en er € 3,- voor willen teruggeven?
Slide 29 - Tekstslide
42
Totaal te betalen 6x12x41 = € 2.952,-
Extra betaalt 2952-2000= € 952,-
In procenten is dit 952/2000 x 100 = 47,6%
Slide 30 - Tekstslide
Ik weet wat lenen is
Ik ken de twee redenen om te lenen
Ik weet wat maandtermijn is
Ik weet wat aflossen is
Ik weet wat rente is
Ik kan de rente berekenen
Ik weet het verschil tussen rente betalen en aflossen
Ik weet wanneer je meerderjarig bent
LEER EN
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Video
2.4 Wat is verzekeren?
Slide 33 - Tekstslide
Verzekeraar
De verzekeringsmaatschappij.
Slide 34 - Tekstslide
Verzekerde
Degene die zich verzekert bij een verzekeringsmaatschappij.
Slide 35 - Tekstslide
Polis
Een bewijs van verzekering.
Slide 36 - Tekstslide
Premie
De prijs van de verzekering; het bedrag dat een verzekerde betaalt aan de verzekeringsmaatschappij om verzekerd te zijn.
De hoogte van de premie hangt af van het risico en hoogte van het verzekerd bedrag.
Slide 37 - Tekstslide
Eigen risico
Het deel van de schade dat je als verzekerde zelf betaalt.