Toetsvoorbereiding literatuurgeschiedenis

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide


Wat zijn de drie determinerende factoren?
A
Flegmatisch, cholerisch, sanguinisch
B
Beschrijving van emoties, milieu en de natuur
C
Erfelijkheid, omgeving en milieu
D
Erfelijkheid, realisme en de natuur

Slide 12 - Quizvraag


Wat vinden Edgar du Perron en Menno ter Braak belangrijk in literatuur?

A
De vorm van een werk is belangrijk.
B
Je moet vaste regels toepassen.
C
De persoonlijkheid van de schrijver moet zichtbaar zijn.
D
Er zijn geen regels meer.

Slide 13 - Quizvraag


Bij welke stroming hoort de collegatechniek?
A
Dada
B
De Tachtigers
C
Naturalisme
D
Vitalisme

Slide 14 - Quizvraag


Welke schrijver behoort NIET tot de Grote Drie?
A
Louis Couperus
B
W.F. Hermans
C
Gerard Reve
D
Harry Mulisch

Slide 15 - Quizvraag


Welke overeenkomsten hebben de neoromantici met de realisten?
A
Werkelijkheid en fictie lopen door elkaar
B
Ze gebruiken de alledaagse werkelijkheid als inspiratie
C
Ze hebben een voorkeur voor eenvoudige taal
D
Ze doorbreken taboes

Slide 16 - Quizvraag


Wat verstaan we onder intertekstualiteit?
A
Een verhaal dat in het spoor treedt van andere verhalen
B
Korte zinnen en beschrijving van klanken
C
De grens tussen feit en fictie
D
Vrouwenliteratuur

Slide 17 - Quizvraag


Waar schrijven de schrijvers van de Generatie X over?
A
seks, drugs en popcultuur
B
oorlog
C
verwerken van het koloniale verleden
D
protestonderwerpen

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide