3WWE: adolescentie

3WWE: adolescentie
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

3WWE: adolescentie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn primaire geslachtskenmerken?
A
Geslachtskenmerken die al bij de geboorte aanwezig zijn.
B
Geslachtskenmerken die op latere leeftijd ontstaan door hormonen

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN secundair geslachtskenmerk
A
Penis
B
Lagere stem
C
Bredere heupen
D
Borsthaar

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bob moet een presentatie geven en is erg zenuwachtig. Als hij voor de klas staat merkt hij dat er een gat in de mouw van zijn trui zit en hij heeft het idee dat iedereen ziet dat er een gat zit. Hoe wordt dit verschijnsel in de sociale psychologie genoemd?

A
moratorium
B
conformisme
C
spotlight effect
D
foreclosure

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke fase leren kinderen abstract denken?
A
sensomotorische fase
B
pre-operationele fase
C
concreet operationele fase
D
formeel operationele fase

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Twee gevolgen indien zoektocht naar identiteit niet goed verloopt:
A
identiteitsverwarring en foreclosure
B
identiteitsverwarring en exploratie
C
identiteitsverwarring en binding
D
identiteitsverwarring en moratorium

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de hypothalamus?
A
suikerziekte
B
bijnierschorshormoon
C
bijniermerghormoon
D
onderdeel van de hersenen, van het hormoonstelsel en het zenuwstelsel

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen kenmerk van de formeel operationele fase?
A
concreet denken
B
systematisch denken
C
hypothetisch denken
D
abstract denken

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is conformisme?
A
alles volgens een traditie doen
B
bepalen wat de groepsnormen worden
C
aanpassen aan de groepsnormen
D
je eigen stijl bepalen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

“Met de adolescentie bedoelen we enkel de lichamelijke veranderingen”

A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het begin van de fase van de jongere.
Het gaat over de lichamelijke
volwassenwording. Het kind wordt
geslachtsrijp.
A
puberteit
B
adolescentie

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De periode waarin een kind volwassen wordt. Het beslaat heel de periode van de jongere en bevat alle facetten van de volwassenwording: cognitief,
socio-emotioneel, maatschappelijk …
A
puberteit
B
adolescentie

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

“De adolescentieperiode van onze groot-groot-grootouders duurde langer dan deze van ons”
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Testosteron dat is
A
ander woord voor speeksel
B
cellen
C
een oog ziekte
D
een mannelijk geslachtshormoon

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is exploratie?
A
Iets imiteren
B
Iets zoeken
C
Iets ontdekken
D
Iets verbergen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De adolescentie start tegenwoordig veel vroeger. Door welke factoren komt dit?
A
Welvaart (betere gezondheidszorg, voeding...)
B
Doordat het onderwijs een hoger niveau heeft
C
Door de opwarming van de aarde
D
Doordat er kleinere gezinnen zijn

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De adolescentie eindigt tegenwoordig ook later. Door welke factoren komt dit?
A
Leerplicht
B
Social media
C
De toename in echtscheidingen
D
Uitstel volwassen verantwoordelijkheden (studeren)

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de betekenis van abstract denken:

A
Denken over eerder opgedane ervaringen.
B
Denken over niet waarneembare dingen.
C
Denken over andermans handelen.
D
Denken over het aanpakken of omzeilen van een probleem.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is melatonine?
A
Een hormoon die zorgt dat je wakker blijft
B
Een stof in je hersenen die zorgt dat je blijft ademen wanneer je slaapt
C
Een stof in je hersenen die zorgt dat je s'nachts niet hoeft te plassen
D
Een hormoon die zorgt dat je gaat slapen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'narcisme'?
A
Heel negatief zijn over zichzelf
B
Zichzelf geweldig vinden
C
zichzelf 'te dik' vinden
D
Anderen beoordelen op hun uiterlijk

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat regelt de amygdala?
A
Geheugen
B
Taal
C
Emoties
D
Bewegingen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemt de periode waarin adolescenten van alles mogen uitproberen en fouten maken, zonder gevolgen?
A
Mortuarium
B
Exploratie
C
Binding
D
Moratorium

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Tijdens de adolescentie ga je volgens Erikson op zoek naar.....
A
Autonomie
B
Je eigen identiteit
C
Vertrouwen
D
Integriteit

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met testosteron?
A
een medicijn
B
een hormoon
C
een voorbehoedmiddel
D
een aandoening

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de twee tegenpolen van de levensfase van de adolescentie (theorie van Erikson)
A
vertrouwen/wantrouwen
B
generatieviteit/stagnatie
C
identiteit/verwarring
D
initiatief/schuldgevoel

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk gebied in de hersenen ontwikkelt zich in de adolescentie sterk?
A
Prefrontale cortex
B
De slaapkwab
C
De kleine hersenen
D
De achterhoofdskwab

Slide 26 - Quizvraag

Het feit dat het lichaam zich blijft ontwikkelen betekent ook dat de hersenen zich verder ontwikkelen. Het aantal neuronen, de cellen van het zenuwstelsel, blijft groeien en de onderlinge verbindingen ertussen worden complexer.


Wat is een primair geslachtskenmerk?
A
Bredere heupen
B
Zware stem
C
Vagina
D
Gezichtsbeharing

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De cognitieve psychologie heeft de ontwikkeling van de mens opgedeeld in een aantal stadia.

Welk kenmerk hoort bij de formeel operationele fase?
A
Abstract denken
B
Denken is waarnemingsgebonden
C
Begrijpen via zintuigen
D
Magisch denken

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies