Paragraaf 1.4

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Afronding hoofdstuk 1

Pak je boek voor je op blz 22.

Opdracht 5A
Wat is een nadeel van een elektrische scooter in vergelijking met een benzinescooter?

Opdracht 2
Je wilt over 5 maanden een nieuwe spelcomputer van €320. Je hebt al €60 gespaard.
Bereken hoeveel je per maand moet reserveren.

Opdracht 3A
Een reis kost €2.252. Je wil deze reis over 1,5 jaar maken. Je hebt al €650 gespaard. Bereken hoeveel je per maand moet reserveren

Opdracht 6
Wat betekent het woord koopkracht?

Je koopkracht ........ als je inkomen stijgt en de prijzen gelijk blijven.

1. Stijgt
2. Daalt

Je koopkracht ...... als je inkomen daalt en de prijzen stijgen.

1. Stijgt
2. Daalt

Opdracht 8
Joris' inkomen stijgt met 1,5 % en de prijzen blijven gelijk.
Wat gebeurt er met de koopkracht?

1. Stijgt
2. Daalt
3. Blijft gelijk

Opdracht 9
Het loon stijgt met 5 %, de inflatie is 3 %.
Bereken met hoeveel % de koopkracht veranderd.
Is dit een stijging of een daling?

Opdracht 8
Geoffrey's inkomen stijgt met 2 % en de prijzen stijgen ook met 2 %.
Wat gebeurt er met de koopkracht?

1. Stijgt
2. Daalt
3. Blijft gelijk

Opdracht 10
Een kilo kaas kost in 2000 €7. Op dit moment kost een kilo kaas €9,90. Met hoeveel % is dit toegenomen?