M2, herhaling
1 / 26
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Wat is het voegwoord?
Wil je een appel of een peer?
Wil je een appel of een peer?
A
een
B
wil
C
of
D
je
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het voegwoord?
Ik kon je niet appen, want mijn batterij was leeg.
Ik kon je niet appen, want mijn batterij was leeg.
A
appen
B
want
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het voegwoord?
Hoewel ik ziek was, ben ik toch naar buiten gegaan
Hoewel ik ziek was, ben ik toch naar buiten gegaan
A
Hoewel
B
was
C
ben
D
gegaan
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het voegwoord?
Als ik daarheen ga, ga je dan mee?
Als ik daarheen ga, ga je dan mee?
A
Als
B
ga
C
ga
D
mee
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren
Slide 13 - Quizvraag
Schrijf het bijvoeglijk naamwoord op de juiste manier.
A
De vergrote trap
B
De vergrootte trap
Slide 14 - Quizvraag
Schrijf het bijvoeglijk naamwoord op de juiste manier
A
Het ijzeren hek
B
Het ijzere hek
Slide 15 - Quizvraag
Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
'Ik vind Hans geen aardige jongen, want ik mag hem niet zo'.
A
te snelle conclusie
B
cirkelredenering
Slide 18 - Quizvraag
Morgen zullen we in heel Nederland wel kunnen schaatsen, want ik stond hier vandaag al op het ijs.
A
te snelle conclusie
B
cirkelredenering
Slide 19 - Quizvraag
Ik ben vorige week met de trein gegaan en ik had flinke vertraging. Reizen met de trein kost dus veel tijd.
Dit is een:
Dit is een:
A
B
C
Cirkelredenering
D
Te snelle conclusie
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Wat is een tegenargument?
A
Een argument dat een standpunt onderuithaalt.
B
Een argument dat een ander argument onderuithaalt.
Slide 22 - Quizvraag
Wat is een weerlegging?
A
Een argument dat een standpunt onderuithaalt.
B
Een argument dat een ander argument onderuithaalt.
Slide 23 - Quizvraag
Betoog
A
tekst om iemand te amuseren
B
tekst om iemand over te halen
C
tekst om iemand te instrueren
D
tekst om iemand te overtuigen
