M2 Talent H5.5 Spelling - Les 1

H5.5 Spelling - les 1
Les 1: Engelse werkwoorden
Nederlands
Mavo 2
Talent
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H5.5 Spelling - les 1
Les 1: Engelse werkwoorden
Nederlands
Mavo 2
Talent

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud van de les
  • Uitleg over Engelse werkwoorden
  • Oefenen met Engelse werkwoorden
  • Aan de slag met Talent
  • Inzage toets PWW3 en betoog

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
Het vuur is snel ...
A
bluste
B
blus
C
geblust
D
geblusd

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
De brandweer ... het vuur gisteren snel.
A
dooft
B
doofde
C
gedoofd
D
doofte

Slide 4 - Quizvraag

Verschil?
Wat is het verschil tussen de werkwoorden in de vorige zinnen?

Het vuur is snel geblust.
De brandweer bluste het vuur gisteren snel.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Tekstslide

Oefenen
De jongen heeft een taart ... (bakken)

De leerling .... gisteren zijn huiswerk. (maken)

De vrouw ... vanmorgen naar haar werk. (fietsen)

Slide 8 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
Sommige woorden en werkwoorden die wij gebruiken, komen uit een andere taal. Je noemt ze leenwoorden. Engelse werkwoorden vervoeg je op dezelfde manier als Nederlandse werkwoorden.

Let op:
- Bij saven, timen en daten eindigt de stam op -e.
- We 'vernederlandsen' de Engelse werkwoorden, behalve als je daardoor een verkeerde uitspraak krijgt.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Ik ... dit bestand naar mijn computer
(downloaden)

Slide 11 - Open vraag

Hij ... gisteren het filmpje.
(downloaden)

Slide 12 - Open vraag

Hij ... voor een bluetooth headset.
A
shoppen
B
geshopt
C
shopte
D
shoppte

Slide 13 - Quizvraag

De leerling ... het document gisteren op haar Chromebook.
(saven)
A
savde
B
savede
C
savete
D
savte

Slide 14 - Quizvraag

Hoe zit dat?
Bij het werkwoord saven eindigt de stam op een -v
-> save (spreek uit: seef)
De v van save zit niet in het 'T KoFSCHiP X  
Daarom krijg je in de verleden tijd -de of - den

Ik save                           Ik savede                    Ik heb gesaved
Hij savet                       Wij saveden

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Opzoeken: www.vandale.nl

Slide 17 - Tekstslide

Hij ... zo de tijd bij de wedstrijd.
(timen)
A
time
B
timet
C
timed
D
getimed

Slide 18 - Quizvraag

Welk woord is geen vorm van relaxen?

A
relaxte
B
relaxt
C
gerelaxt
D
gerelaxd

Slide 19 - Quizvraag

Welk woord is geen vorm van biken?

A
bike
B
biket
C
bikt
D
bikete

Slide 20 - Quizvraag

De jongen ... gisteren zijn Instagram iedere tien minuten.
(checken)

Slide 21 - Open vraag

Het meisje ... vorig jaar met
een jongen uit haar klas. (daten)

Slide 22 - Open vraag

Huiswerk
Maak van H5.5 Spelling opdracht 1 en 3 t/m 5.

Opdracht 2 mag je dus overslaan.


Slide 23 - Tekstslide

De apostrof
De apostrof is een komma in een woord, zoals in vmbo'er.
Wanneer schrijf je een apostrof?

1.  Bij het meervoud van woorden die eindigen op een a, i, o, u of y. Je zou het woord anders verkeerd uitspreken.

voorbeeld: ski's, baby's, foto's, pizza's, menu's






Slide 24 - Tekstslide

De apostrof
2.  Als je wilt aangeven dat iets van iemand is en je zou het woord anders verkeerd uitspreken. 

Bijvoorbeeld: Anja's tablet, Ivo's jas

Let op: eindigt het woord op een s-klank, dan schrijf je alléén een apostrof.
Felix' vrienden (de vrienden van Felix)
Bas' voetbalteam (het voetbalteam van Bas)






Slide 25 - Tekstslide

De apostrof
3. Bij verkleinwoorden die eindigen op y.

Bijvoorbeeld: baby'tje, pony'tje

4. Na cijfers (A4'tje) en bij woorden als vmbo'er en BN'er, ook als die woorden in het meervoud staan.

Bijvoorbeeld: bh's, cd's




Slide 26 - Tekstslide

Hoe typ je de apostrof?
Type een woord.
Typ daarna de 'hoge komma'
Typ een spatie. 
Typ daarna de rest van het woord.

Slide 27 - Tekstslide

Goed of fout?

Telefoon'tje
A
Goed
B
Fout

Slide 28 - Quizvraag

Goed of fout?

hobby'tje
A
Goed
B
Fout

Slide 29 - Quizvraag

Goed of fout?

Jan's voetbalteam
A
Goed
B
Fout

Slide 30 - Quizvraag

Goed of fout?

dvd's
A
Goed
B
Fout

Slide 31 - Quizvraag

Goed of fout?

vmbo-'er
A
Goed
B
Fout

Slide 32 - Quizvraag

Goed of fout?

foto's
A
Goed
B
Fout

Slide 33 - Quizvraag