Herhaling Spelling 2mavo

Herhaling spelling
Les 1: Engelse werkwoorden
Nederlands
Mavo 2

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling spelling
Les 1: Engelse werkwoorden
Nederlands
Mavo 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud van deze lessonup
  • Herhaling werkwoordspelling
  • Herhaling Engelse werkwoorden
  • Herhaling trema en apostrof
  • Herhaling samenstellingen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan Werkwoordspelling
1) Eerst de stam van het werkwoord bepalen.
2) In welke tijd staat de zin? t.t of v.t 
Is de zin enkelvoud (ev) of meervoud (mv)? 
3) t.t.- (ev) stam of stam +t of (mv)hele werkwoord
v.t.-laatste letter 't kofschiptaxietje- te (ev) of ten (mv)
laatste letter NIET in 't kofschiptaxietje- de (ev) of den (mv)
Blz 137 boek B staat ook een schema

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren.
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste spelling?
Het vuur is snel ...
A
bluste
B
blus
C
geblust
D
geblusd

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste spelling?
De brandweer ... het vuur gisteren snel.
A
dooft
B
doofde
C
gedoofd
D
doofte

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden
Sommige woorden en werkwoorden die wij gebruiken, komen uit een andere taal. Je noemt ze leenwoorden. Engelse werkwoorden vervoeg je op dezelfde manier als de Nederlandse zwakke werkwoorden.


Let op:
- Bij saven, timen en daten eindigt de stam op -e.
- We 'vernederlandsen' de Engelse werkwoorden, behalve als je daardoor een verkeerde uitspraak krijgt.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hij ... voor een bluetooth headset.
A
shoppen
B
geshopt
C
shopte
D
shoppte

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij ... gisteren het filmpje.
(downloaden)

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De leerling ... het document gisteren op haar Chromebook.
(saven)
A
savde
B
savede
C
savete
D
savte

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zit dat?
Bij het werkwoord saven eindigt de stam op een -e
-> save 
De v van save zit niet in het 't kofschiptaxietje.
Daarom krijg je in de verleden tijd -de of - den

Ik save                           Ik savede                    Ik heb gesaved
Hij savet                       Wij saveden

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hij ... zo de tijd bij de wedstrijd.
(timen)
A
time
B
timet
C
timed
D
getimed

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord is geen vorm van relaxen?

A
relaxte
B
relaxt
C
gerelaxt
D
gerelaxd

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord is geen vorm van biken?

A
bike
B
biket
C
bikt
D
bikete

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De jongen ... gisteren zijn Instagram iedere tien minuten.
(checken)

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het meisje ... vorig jaar met
een jongen uit haar klas. (daten)

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Volt. dw. en bijv. nw. 
Is het woord dat je nog moet invullen een voltooid deelwoord of een bijvoeglijk naamwoord?
Voltooid deelwoord
Bijvoeglijk naamwoord
De broek is gescheurd. 
Het verlichte standbeeld staat voor het station. 
De boom is omgehakt. 
Het vergrootte sportcomplex wordt morgen geopend. 

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf nu het tegenwoordig deelwoord met de juiste uitgang:
lopen

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste tegenwoordig deelwoord in:

De leerling zat ... (luisteren) in de les.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De apostrof
De apostrof is een komma in een woord, zoals in vmbo'er.
Wanneer schrijf je een apostrof?

1.  Bij het meervoud van woorden die eindigen op een a, i, o, u of y. Je zou het woord anders verkeerd uitspreken.

voorbeeld: ski's, baby's, foto's, pizza's, menu's






Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De apostrof
2.  Als je wilt aangeven dat iets van iemand is en je zou het woord anders verkeerd uitspreken. 

Bijvoorbeeld: Anja's tablet, Ivo's jas

Let op: eindigt het woord op een s-klank, dan schrijf je alléén een apostrof.
Felix' vrienden (de vrienden van Felix)
Bas' voetbalteam (het voetbalteam van Bas)






Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De apostrof
3. Bij verkleinwoorden die eindigen op y.

Bijvoorbeeld: baby'tje, pony'tje

4. Na cijfers (A4'tje) en bij woorden als vmbo'er en BN'er, ook als die woorden in het meervoud staan.

Bijvoorbeeld: bh's, cd's




Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout?

Telefoon'tje
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout?

hobby'tje
A
Goed
B
Fout

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout?

Jan's voetbalteam
A
Goed
B
Fout

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout?

dvd's
A
Goed
B
Fout

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout?

vmbo-'er
A
Goed
B
Fout

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout?

foto's
A
Goed
B
Fout

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

met trema
zonder trema
coordinatie
officieel
officiele
poezie
patient
mecanicien
museum
dieet

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de samenstelling op:


+

Slide 30 - Open vraag

Handtas klinkt soms als */hantas/: de d van hand valt weg in de uitspraak. Toch schrijf je handtas omdat het woord een samenstelling is van hand en tas
Je schrijft geen tussen-n als het eerste deel van de samenstelling geen zelfstandig naamwoord is.
Je schrijft geen tussen-n als het eerste deel van de samenstelling geen meervoud heeft.
Je schrijft geen tussen-n als het eerste deel van de samenstelling de betekenis van het tweede deel versterkt.
Je schrijft geen tussen-n als het woord niet (meer) herkenbaar is als een samenstelling.
beresterk
platteland
pierewaaien
tarwebrood
stekeblind
karnemelk
bruidegom
melkglas

Slide 31 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een samenstelling?
A
dierentuin
B
tafels
C
computer
D
schermpjes

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

samenstellingen
aap + trots

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen samenstelling?
A
Voetbal
B
Gebak
C
speelplein
D
Handdoek

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

samenstelling:
zon + bank

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies