In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
6.3 Zouten
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Herhalen H6.2
Begin H6.3
Slide 2 - Tekstslide
Metalen geleiden niet in vloeibare fase
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Moleculaire stoffen geleiden in vaste fase
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Zouten geleiden in vloeibare fase
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
De metaalbinding op microniveau is een erg zwakke binding
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Een zout bestaat uit een metaal atoom en niet metaal atoom
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Een legering is
A
Combinatie van metalen
B
Een zout
C
Een moleculaire stof
D
Een metaal met een klein beetje niet metalen atomen
Slide 8 - Quizvraag
Natrium reageert snel met water en zuurstof. Natrium is een .... metaal
A
Onedel
B
Edel
C
Halfedel
D
Zeer onedel
Slide 9 - Quizvraag
Ionen zijn atomen met een elektron te veel of te weinig
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
6.3 Zouten
Slide 11 - Tekstslide
Eigenschappen van zouten
Hoog smelt- en kookpunt: Er is dus een sterke binding
In vaste toestand geleidt een zout niet, maar in vloeibare toestand wel. Blijkbaar zijn er in vaste toestand geen geladen deeltjes die vrij kunnen bewegen, maar in vloeibare fase wel
Slide 12 - Tekstslide
Formules van zouten
Bestaan uit een metaalatomen en niet-metaalatomen
NaCl
Na = natrium (metaal)
Cl = chloor (niet-metaal)
Deze atomen vormen ionen als ze met elkaar een zout vormen
Slide 13 - Tekstslide
Vormen van ionen
Voor geleiding zijn geladen deeltjes nodig: de ionen.
Een zout is opgebouwd uit positieve metaalionen en negatieve niet-metaalionen
Slide 14 - Tekstslide
Vormen van ionen
Atoommodel van Bohr voor natrium en chloor -->
Natrium geeft zijn ene elektron aan chloor.
Natrium wordt dan zelf Na+
Chloor wordt dan zelf Cl-
Na+ en Cl- trekken elkaar aan en gaan in een rooster zitten
Slide 15 - Tekstslide
Het zoutrooster
Elke Na+ is omringd door Cl- en andersom
In vaste fase is dit rooster intact: geen vrij bewegende deeltjes voor geleiding
In vloeibare fase is dit rooster niet intact: wel vrij bewegende deeltjes voor geleiding
Slide 16 - Tekstslide
Opdrachten
Opdracht 21 t/m 25
Blz 170
Slide 17 - Tekstslide
Zouten in water
Binding tussen Na+ en Cl- heet een ionbinding
Vele malen sterker dan een normale binding
Bij oplossen van een zout in water worden de ionbindingen verbroken
Slide 18 - Tekstslide
Stel de oplosvergelijking op
Slide 19 - Open vraag
Stel de oplosvergelijking op
Slide 20 - Open vraag
Stel de oplosvergelijking op
Slide 21 - Open vraag
Wat is de beste omschrijving van een ion?
A
een ion is een atoom met een positieve lading
B
een ion is een atoom met een negatieve lading
C
een ion is een atoom met een lading
Slide 22 - Quizvraag
Welke bewering(en) is of zijn juist?
A
een ion is altijd van een metaalatoom gemaakt.
B
een metaalion heeft altijd een elektron teveel
C
niet-metaalionen zijn negatief geladen
D
een niet-metaalion heeft een proton afgestaan
Slide 23 - Quizvraag
Een ionbinding
A
is minder sterk dan een normale binding
B
komt alleen voor bij zouten
C
bestaat ook als het zout is opgelost in water
Slide 24 - Quizvraag
Samengevat
Zouten hebben een hoog smelt- en kookpunt
In formules van zouten komen metaal- en nietmetaalatomen voor
Zouten zijn opgebouwd uit ionen
Positieve metaalionen en negatieve niet-metaalionen vormen een ionrooster