2022_week 48_2ha_les 1_Starke Verben

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 

  • Jacke aus

  • Handy in die Tasche ohne tohn
  • Laptop geschlossen auf dem Tisch
  • Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch
timer
3:00
  • Als de timer is gestopt zie ik je bezig met het schrijven van de woordjes van Lektion 4, 5, 6 op blz.52

Slide 3 - Tekstslide

Was machen wir heute?
  • Wörter schreiben
  • Informationen SO2
  • Kurze Wiederholung bezittelijke voornaamwoorden
  • Erklärung Starke Verben
  • An die Arbeit
  • Hausaufgaben/ Süße Test
  • deutsches Lied

Slide 4 - Tekstslide

Wörter schreiben
Lektion 4, 5, 6 auf Seite 52
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Am Ende der Stunde........
kan je van tenminste 1 sterk werkwoord het rijtje benoemen

Slide 6 - Tekstslide

Informationen SO2 13/12
Wörter:  
 Blz. 52 & 53: Kapitel 4, Lektion 4 t/m 6  
 alleen woorden NL>D, D>NL  

Grammatik:  

A) Voorzetsels met 4e naamval: Blz. 13/14  

B) Persoonlijk voornaamwoord in de 4e naamval: Blz. 21  

C) Verschil persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden: Blz. 22  

D) sterke werkwoorden Blz. 35

Slide 7 - Tekstslide

Kurze Wiederholung bezittelijke voornaamwoorden en onbepaald lidwoord m.b.v. blz. 13
  • eueren
  • keinen
  • welches
  •  eine
  •  deine
  •  diese
  • ein
  • kein
  • die

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Erklärung starke Verben
Schrijf op!
Hoe herken ik een sterk werkwoord?
  • Sterke werkwoorden zijn onregelmatig en er treed een klinkerverandering op in de verleden tijd. 
  • Als een werkwoord in het Nederlands sterk is dan is dit in het Duits meestal ook het geval.
  • Klinkerverandering in de tegenwoordige tijd bij du, er, sie, es
  • Bij sterke werkwoorden met een -a in de stam verandert die -a in een -ä.
  • Bij veel sterke werkwoorden met een -e in de stam verandert die -e in een -i of -ie.
  • Dit gebeurt niet bij stehen en gehen!

Slide 10 - Tekstslide

Beispiele (Buch Seite 35) 
zij rijdt = 

Eet jij graag ijs? Ik heb gisteren ijs gegeten.


  • sie fährt
  • Isst
du gern Eis? Ich habe gestern Eis
  •  gegessen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

An die Arbeit
  • Machen im Buch: 
Aufgabe 8 + 9 auf Seite 36-37






  • De eerste 10 minuten in stilte

  • Klaar: Na klar online--->Kapitel 4.4----->Test jezelf
timer
15:00
Hulp: Schema Grammatik D op bladzijde 35
Opdracht 8, 
vanaf vraag 4: Noteer het hele werkwoord
Vanaf vraag 12: Zoek de Duitse vertaling van het werkwoord eerst op en schrijf vervolgens de juiste vorm. 
Opdracht 9: 
Maak 8 zinnen. Kies uit elke kolom 1 woord. Gebruik ieder woord maar 1x.

Slide 13 - Tekstslide

Süße Test
kan je van tenminste 1 sterk werkwoord het rijtje benoemen

Slide 14 - Tekstslide

Hausaufgaben
Lernen: 
Schrijf alle rijtjes van Grammatik D op blz. 35 een aantal keren op en probeer je uit je hoofd op te noemen.

Slide 15 - Tekstslide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Tschüss!

Slide 18 - Tekstslide

Termine 2ha2
1.  We luisteren naar elkaar en zijn stil als een ander aan het woord is.
2. Hand opsteken en opschrijven als je een vraag niet wilt vergeten.
3. Zoveel mogelijk opdrachten tijdens de les maken.
4. Ook samenwerkingsopdrachten.
5. Goede voorbereiding op de toetsen.
6. Pas inpakken als de docent dat aangeeft.
7. Blijf zitten totdat de bel gaat.

Slide 19 - Tekstslide