- Aufgabe 7 auf Seite 105 (Lees eerst Grammatik A. Beantwoordt vervolgens de vragen)
- Aufgabe 8 auf Seite 106 (Maak van het werkwoord de voltooid tegenwoordige tijd en gebruik een vorm van haben of sein)
- Aufgabe 9 auf Seite 106 (Maak passende zinnen die betrekking hebben op de plaatjes. Gebruik een vorm van haren of sein in combinatie met de v.t.t.)
- Aufgabe 10 auf Seite 107 (Gebruik haben of sein in combinatie met de v.t.t.)
- Wie? Eerste 10 minuten niet praten en geen vragen stellen. Daarna fluisteren en vragen stellen.
- Fertig? Schrijf de woordjes van Lektion 1 op blz. 144. Van NL-DU en DU-NL