In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 75 min
Onderdelen in deze les
O-uur - Inhoud
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen in deze les?
- Inhoud van een verpakking
- Inhoudsmaten
Je mag de hele les je rekenmachine gebruiken.
Slide 2 - Tekstslide
Wat is inhoud?
Als je wilt zeggen hoeveel ergens in past, heb je het over de inhoud. Om de inhoud van iets te bepalen, kun je tellen hoeveel erin past.
Slide 3 - Tekstslide
Hoeveel donuts zitten er in de doos?
A
24
B
16
C
10
D
12
Slide 4 - Quizvraag
Hoeveel blikken zitten er totaal in de doos?
A
12
B
24
C
36
D
48
Slide 5 - Quizvraag
Hoeveel doosjes zitten in de doos?
A
13
B
30
C
28
D
21
Slide 6 - Quizvraag
In een doos zitten 6 tennisballen. Thiemo koopt 18 tennisballen.
Hoeveel volle dozen met tennisballen heeft Thiemo gekocht?
A
2
B
4
C
3
D
12
Slide 7 - Quizvraag
Dezelfde inhoud?!
Voorwerpen met verschillende vormen kunnen toch dezelfde inhoud hebben.
Zowel in het pakje als het kopje zit 200ml.
Slide 8 - Tekstslide
Opdracht!
Ga in 2-tallen (online) opzoek naar 3 artikelen met dezelfde inhoud hebben maar een andere vorm.
Hiervoor krijgen jullie 5 minuten.
Bijvoorbeeld het pakje drinken en het kopje allebei 200ml. Wees creatief!
timer
5:00
Slide 9 - Tekstslide
Ander artikel maar dezelfde inhoud
Slide 10 - Woordweb
Liter en milliliter
Als je wilt zeggen hoe groot de inhoud van iets is, kun je de woorden liter en milliliter gebruiken. Een liter is meer dan een milliliter.
Je kunt het woord liter afkorten in l
Je kunt het woord milliliter afkorten in ml
Slide 11 - Tekstslide
Hoeveel melk denk je dat er in het flesjes zit?
A
330 ml
B
3 l
Slide 12 - Quizvraag
Hoeveel water denk je dat er in de waterkoker zit?
A
50 ml
B
1,5 l
Slide 13 - Quizvraag
Sleep de inhoud naar de juiste plaats
200 ml
660 l
12 l
60 ml
Slide 14 - Sleepvraag
Meten in een maatbeker
Als je weet hoeveel liter of milliliter je van iets nodig hebt, kun je het afmeten in een maatbeker. Je kijkt eerst op de maatbeker of de inhoud in liter of milliliter staat. Je vult de maatbeker tot het juiste streepje.
Slide 15 - Tekstslide
Yorick heeft 600 ml water nodig. Tot waar vul je de maatbeker?
Slide 16 - Sleepvraag
Kan heeft 0,2 liter melk nodig
Tot waar vul je de maatbeker?
Slide 17 - Sleepvraag
0,9 L
300 ML
0,6 L
500 ML
0,5 L
600 ML
Slide 18 - Sleepvraag
Hoeveel melk heb je nodig?. Tot waar vul je de maatbeker?
Slide 19 - Sleepvraag
Omar maakt havermout.
Tot waar vult hij de maatbeker met melk?
Slide 20 - Sleepvraag
In welke maatbeker staat 0,4 l sinaasappelsap afgebeeld.
Zet hier de juiste maatbeker neer
Slide 21 - Sleepvraag
In welke maatbeker staat 350 ml yoghurt afgebeeld.
Zet hier de juiste maatbeker neer
Slide 22 - Sleepvraag
De inhoud staat er niet tussen...
Soms staat de inhoud die je nodig hebt niet op de maatbeker. Je moet dan bedenken tot waar je de maatbeker moet vullen.
Myra heeft 450ml water nodig. Tot waar moet Myra de maatbeker vullen?
Slide 23 - Tekstslide
Hoeveel room heb je nodig?
Tot waar vul je de maatbeker?
Slide 24 - Sleepvraag
Heb ik al genoeg?
Als je een inhoud afmeet, moet je tijdens het vullen van de maatbeker bedenken of je al genoeg hebt. Soms moet je iets erbij doen of eruit halen.
Fenna heeft 200ml room nodig. Moet Fenna room erbij doen of eruit halen?
Er zit minder dan 200 ml in de maatbeker. Fenna moet room erbij doen.
Slide 25 - Tekstslide
Saartje heeft 225 ml citroensap nodig.
Wat moet Saartje doen?
A
Erbij doen
B
Eruit halen
Slide 26 - Quizvraag
Stijn heeft 200ml sap nodig.
Wat moet Stijn doen?
A
Erbij doen
B
Eruit halen
Slide 27 - Quizvraag
Milliliter en liter 1/2
1.000 milliliter is bij elkaar 1 liter.
1 liter is dus 1.000 milliliter.
Slide 28 - Tekstslide
Milliliter en liter 2/2
100 milliliter is hetzelfde als 0,1 liter.
0,1 liter is dus 100 milliliter.
Slide 29 - Tekstslide
Hoeveel milliliter water zit er in de maatbeker?
Slide 30 - Open vraag
Hoeveel liter zit er in de maatbeker?
Slide 31 - Open vraag
Hoeveel ml zit er in de maatbeker?
Slide 32 - Open vraag
Deciliter 1/2
Soms staat de inhoud in deciliter, bijvoorbeeld in een recept. Een deciliter is meer dan een milliliter, maar minder dan een liter.
Je kunt deciliter afkorten als dl.
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Video
Inhoudsmaten omrekenen
Als je weet hoeveel deciliter je van iets nodig hebt, kun je het afmeten in een maatbeker waar liter of milliliter op staat. Dit kan je doen door de trap van de inhouds-eenheden te gebruiken.
Slide 35 - Tekstslide
Sleep het inhoudsmaat naar het juiste product.
ml
l
dl
Slide 36 - Sleepvraag
Optellen van verschillende inhoudsmaten
Bijvoorbeeld 5 dl + 20 cl = .... dl
Stap 1). Zorg ervoor dat je de cl omrekent naar dl
Van cl naar dl moet de delen door 10
Dus: 20 : 10 = 2
20 cl = 2dl
Stap 2). Tel op en reken uit:
5dl + 2dl = 7dl
Het antwoord is 7dl.
Slide 37 - Tekstslide
650 ml + 5,5 dl = ..... L
Slide 38 - Open vraag
8000 mL - 5 dL = … dL
Slide 39 - Open vraag
250 ml − 1,5 dl = ? ml
Slide 40 - Open vraag
Terugblik
Maak een lijst van de inhoudsmaten die je hebt geleerd tijdens deze les. Schrijf er vervolgens een voorbeeld achter.