H1 Recap Grammar Unit 2

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 1

Aims

At the end of this lesson:

- you know how to form a plural

- you can correctly use this, that, these and those

- you can tell time in English

- you can spell ordinal and cardinal numbers

- you can use the present simple (questions + negatives)

Plural (meervoud)

Algemene regel:

Meervoud maken? +s

Girl > girls / Boy > boys

Eindigt op een -f/-fe?  +ves

Leaf > leaves / wife > wives

Plural (meervoud)

Eindigt op een s? (of een ‘s’ klank) dan voeg je +es toe. 

VB: Bus, buses.

Eindigt op een y? dan verander je de y in +ies. 

VB: party, parties.

Plural (meervoud)

Eindigt op -o? +s of +es

Video > videos / potato > potatoes

Onregelmatig > gewoon leren!

Man > men 

Person > people

Sheep > sheep

Meervoud van: scarf

1. scarfs
2. scarfes
3. scarves
4. scarvs

Meervoud van: apple

1. apples
2. applen
3. applees
4. apple's

Meervoud van: woman

Meervoud van: tooth

Look over there! I like ..... blue shirt

1. this
2. that
3. these
4. those

He is wearing funny socks. I like .....

1. this
2. that
3. these
4. those

..... are my favourite pair of shoes.

1. this
2. that
3. these
4. those

..... is my book, ...... is your book.

1. this, that
2. this, those
3. these, that
4. those, these

12:30

10:15

15:00

13:40

Rangtelwoorden

Algemene regel: cijfer + th

Seven > seventh / Twenty-four > twenty-fourth

Eindigt het op -y? > -ieth

Fifty > fiftieth

Onregelmatig: second, forty, eighth, etc...

Schrijf het uit in het Engels:
13

Schrijf het uit in het Engels:
1st

Schrijf het uit in het Engels:
60th

Vraagzinnen present simple

Je ziet dus dat om een vraag zin te maken:

Staat er ‘to be’, ‘to have got’ of can in staat – dan draait het werkwoord en het onderwerp om.

Staat er geen vorm van ‘to be’, ‘to have got’ of ‘can’ in – dan voeg je ‘do’ of ‘does’ toe (does bij shit-rule).

Als je ‘does’ gebruikt’ dan geef je al aan dat het een he/she/it is. Daarna gebruik je dus het hele ww!! (geldt ook voor vragen met has/have)

My sister feels ill.

Does my sister feel ill?

Welke drie vormen van 'to be' zijn er?

Welk woord voeg je toe om iets ontkennend te maken (negatief?)

I am tired
Ontkennend?

1. I don't am tired
2. I not am tired
3. I am not tired
4. Don't I am tired

My brother can help you
Ontkennend?

1. My brother don't can
2. My brother can't
3. My brother doesn't can
4. My brother can't doesn't

My dog looks happy
Ontkennend?

1. My dog looks not
2. My dog doesn't look
3. My dog doesn't looks
4. My dog don't look

You study English
Vraagzin?

She seems happy
Vraagzin?

My parents have got two sons
Vraagzin?

Aims

At the end of this lesson:

- you know how to form a plural

- you can correctly use this, that, these and those

- you can tell time in English

- you can spell ordinal and cardinal numbers

- you can use the present simple (questions + negatives)

En, snap je alles?

1. Ja
2. Nee
3. Na extra oefenen wel
4. Ik moet nog beter leren