Grammatica: hoofd- en bijzinnen en voegwoorden VWO 2

Doel van de les
Je weet wat:

a. enkelvoudige en samengestelde zinnen zijn
en
b. wat hoofdzinnen en bijzinnen zijn
en
c. of een samengestelde zin nevenschikkend of onderschikkend is.
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Doel van de les
Je weet wat:

a. enkelvoudige en samengestelde zinnen zijn
en
b. wat hoofdzinnen en bijzinnen zijn
en
c. of een samengestelde zin nevenschikkend of onderschikkend is.

Slide 1 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen
Grammatica hoofdstuk 4

Slide 2 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Een zin met één persoonsvorm heet een enkelvoudige zin.
Ik heb geen geld op zak.

Een zin met meer dan één persoonsvorm heet een samengestelde zin. Bijvoorbeeld: 
Ik heb nooit mijn geld bij me, want ik gebruik altijd mijn pinpas.

Er zijn hoofdzinnen en bijzinnen. Zie de volgende sheets met meer uitleg.
      

Slide 3 - Tekstslide

Als in een bijzin het onderwerp en de pv naast elkaar staan, kun je er bijvoorbeeld niet tussen plaatsen. Bij een hoofdzin lukt dat niet.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

          Nevenschikkend

De zin bestaat uit 2 hoofdzinnen, maar ook 2 bijzinnen kunnen nevenschikkend verbonden zijn. 
Je herkent ze aan de 
nevenschikkende voegwoorden: 
en, of, maar en want.

Slide 7 - Tekstslide

Onderschikkende voegwoorden

De zin bestaat uit een hoofdzin met een bijzin erin. De bijzin kan vooraan staan of achteraan staan. 
Je herkent ze aan de 
onderschikkende voegwoorden:
als, aangezien, dat, doordat, hoewel,
mits, nadat, of, omdat, opdat,
terwijl, toen, voordat, zodat, zodra.

Slide 8 - Tekstslide

Nevenschikkende voegwoorden
en, of, maar en want.
Onderschikkende voegwoorden
als, aangezien, dat, doordat, hoewel,
mits, nadat, of, omdat, opdat,
terwijl, toen, voordat, zodat, zodra.
Hoofdzin / bijzin / nevenschikking / onderschikking:

1. Huygens ontdekte de ringen rond Saturnus en hij vond het slingeruurwerk uit.

2. Hoewel Antoni van Leeuwenhoek bekendstaat als uitvinder van de microscoop, heeft hij het instrument eigenlijk alleen verbeterd.

3.Nederland heeft veel onderzoekers voortgebracht, maar wie was de grootste?

4.Lenzenslijper Baruch Spinoza werd vooral bekend doordat hij ook filosoof was.

5.De docent zegt, dat hij samengestelde zinnen niet moeilijk vindt, maar de leerlingen denken daar anders over.

Slide 9 - Tekstslide

Nevenschikkende voegwoorden
en, of, maar en want.
Onderschikkende voegwoorden
als, aangezien, dat, doordat, hoewel,
mits, nadat, of, omdat, opdat,
terwijl, toen, voordat, zodat, zodra.
Hoofdzin / bijzin / nevenschikking / onderschikking:

1. Huygens ontdekte de ringen rond Saturnus en hij vond het slingeruurwerk uit.

2. Hoewel Antoni van Leeuwenhoek bekendstaat als uitvinder van de microscoop, heeft hij het instrument eigenlijk alleen verbeterd.

3.Nederland heeft veel onderzoekers voortgebracht, maar wie was de grootste?

4.Lenzenslijper Baruch Spinoza werd vooral bekend doordat hij ook filosoof was.

5.De docent zegt, dat hij samengestelde zinnen niet moeilijk vindt, maar de leerlingen denken daar anders over.
{hoofdzin} + {hoofdzin} ns
{(bijzin) + hoofdzin}, os
{hoofdzin} + {hoofdzin}, ns

{hoofdzin + (bijzin)}, os
{hz + (bz)} + {hz}

Slide 10 - Tekstslide

Voordat we beginnen... 

Slide 11 - Tekstslide

enkelvoudige zin

Slide 12 - Woordweb

Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm?

Slide 13 - Woordweb

Even checken... 

Slide 14 - Tekstslide

Bij een hoofdzin staan onderwerp en persoonsvorm altijd naast elkaar.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Een zin met één persoonsvorm heet een enkelvoudige zin.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag!
Geef van de volgende zinnen aan of je te maken hebt met een enkelvoudige of samengestelde zin. 
Opdracht 1: klassikaal
Maak:
Opdracht 2, 3 en 4 op bladzijde 119

Slide 17 - Tekstslide

          Nevenschikkend

De zin bestaat uit 2 hoofdzinnen, maar ook 2 bijzinnen kunnen nevenschikkend verbonden zijn. 
Je herkent ze aan de 
nevenschikkende voegwoorden: 
en, of, maar en want.

Slide 18 - Tekstslide

Onderschikkende voegwoorden

De zin bestaat uit een hoofdzin met een bijzin erin. De bijzin kan vooraan staan of achteraan staan. 
Je herkent ze aan de 
onderschikkende voegwoorden:
als, aangezien, dat, doordat, hoewel,
mits, nadat, of, omdat, opdat,
terwijl, toen, voordat, zodat, zodra.

Slide 19 - Tekstslide

Nog even om te controleren... 

Slide 20 - Tekstslide

samengestelde zin

Slide 21 - Woordweb

In een bijzin staan onderwerp en persoonsvorm nooit naast elkaar.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Grote gezinnen worden zeldzaam, maar er bestaan nog altijd gezinnen met zes of meer kinderen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 23 - Quizvraag

Volgens sommige theorieën is de oudste de slimste, maar dat is achterhaald.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 24 - Quizvraag

Zes studerende kinderen kunnen een behoorlijke kostenpost vormen voor ouders.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 25 - Quizvraag

Toen de zomervakantie dichterbij kwam, werden sommige leerlingen minder gemotiveerd.
A
H+H
B
H+B
C
B+H

Slide 26 - Quizvraag

Daniel had zich opnieuw verslapen, omdat hij had zitten gamen tot laat in de avond.
A
H+H
B
H+B
C
B+H

Slide 27 - Quizvraag

Honderden jongeren stonden in de rij voor het concert, want het optreden van de plaatselijke band was gratis.
A
H+H
B
H+B
C
B+H

Slide 28 - Quizvraag

Opdracht 3
  • Bekijk de uitlegvideo's
  • Maak opdracht 2 en 3 op bladzijde 149 in je boek. 
timer
15:00

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 4
Opdracht 4
Eigen zinnen, bijvoorbeeld:
1 De docent zegt / dat hij samengestelde zinnen niet moeilijk vindt, / maar / de leerlingen denken daar anders over.
{hz + (bz)} + {hz}
2 Veel mensen gaan in Zuid-Europa op vakantie, / maar / als je niet van warmte houdt, / kun je beter naar Scandinavië gaan.
{hz} + {(bz) + hz}
3 Jos is gek op surfen, / Janna houdt meer van fietsen / en / Serdar mag het liefst voetballen.
{hz} + {hz} + {hz}
4 Onze trainer weet nog niet / of hij tegen de koploper op de aanval zal spelen / of / dat hij zijn spelers alleen laat verdedigen.
{hz + (bz) + (bz)}
5 Zodra ik uit school kom, / zet ik de verwarming hoger, / want / anders vind ik het te koud in huis.
{(bz) + hz} + {hz}
6 Als je goed je best doet, / haal je vast een goed cijfer, / omdat deze toets niet heel moeilijk is.
{(bz) + hz + (bz)}


Opdracht 4
Eigen zinnen, bijvoorbeeld:
1  De docent zegt / dat hij samengestelde zinnen niet moeilijk vindt, / maar / de leerlingen denken daar anders over. {hz + (bz)} + {hz}
2  Veel mensen gaan in Zuid-Europa op vakantie, / als /je van de warmte houdt, / maar/ anders kun je beter naar Scandinavië gaan. {hz} + {(bz) + hz}
3  Jos is gek op surfen, / Janna houdt meer van fietsen / en / Serdar mag het liefst voetballen. {hz} + {hz} + {hz}
4  Onze trainer weet nog niets over onze opstelling,  /terwijl/ we tegen de koploper van onze divisie moeten spelen / dat/ wordt dan flink verdedigen. {hz + (bz) + (bz)}
5  Zodra ik uit school kom, / zet ik de verwarming hoger, / want / anders vind ik het te koud in huis.
{(bz) + hz} + {hz}
6  Als je goed je best doet, / haal je vast een goed cijfer, / omdat deze toets niet heel moeilijk is.
{(bz) + hz + (bz)}


Slide 30 - Tekstslide

 Nevenschikkende voegwoorden

De zin bestaat uit 2 hoofdzinnen, maar ook 2 bijzinnen kunnen nevenschikkend verbonden zijn. 
Je herkent ze aan de 
nevenschikkende voegwoorden: 
en, of, maar en want.

Slide 31 - Tekstslide

Onderschikkende voegwoorden

De zin bestaat uit een hoofdzin met een bijzin erin. De bijzin kan vooraan staan of achteraan staan. 
Je herkent ze aan de 
onderschikkende voegwoorden:
als, aangezien, dat, doordat, hoewel,
mits, nadat, of, omdat, opdat,
terwijl, toen, voordat, zodat, zodra.

Slide 32 - Tekstslide

Herhaling
Uitleg enkelvoudige en samengestelde zinnen met het leerboek
Bekijk dit filmpje.
En kijk je antwoorden na van je huiswerk, zie de bijlage in SOM.

Slide 33 - Tekstslide

Aan de slag!

Bekijk de video-uitleg op bladzijde 120 en lees de theorie in je boek.
Maak opdracht 1, 2 en 5 
op bladzijde 120 en 121. 
Plaats een foto van je huiswerk op de laatste sheets.

Slide 34 - Tekstslide

Huiswerk!

Slide 35 - Open vraag

Een samengestelde zin kan bestaan uit twee of meer samengevoegde zinnen.
A
juist
B
onjuist

Slide 36 - Quizvraag

In een hoofdzin passen andere zinsdelen tussen onderwerp en persoonsvorm.
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Een zin met meer dan één persoonsvorm heet een samengestelde zin.
A
juist
B
onjuist

Slide 38 - Quizvraag

Is de les duidelijk zo?
A
Ja
B
Nee
C
Ik heb nog vragen

Slide 39 - Quizvraag

Toch zou het oudste kind niet willen ruilen met zijn broertjes of zusjes, omdat het zich erg gewaardeerd voelt.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 40 - Quizvraag

Soms komt een deel van de opvoeding neer op de oudste van het gezin.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 41 - Quizvraag

In het nieuwe restaurant stond de ober al op ons te wachten en hij begroette ons hartelijk.
A
H+H
B
H+B
C
B+H

Slide 42 - Quizvraag

Hoewel de oudste thuis weleens de baas kan spelen, wordt hij of zij op school vaak gecorrigeerd.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 43 - Quizvraag

Als ik jou was, zou ik zeker op tijd komen voor de eerste bijles van de wiskundedocent.
A
H+H
B
H+B
C
B+H

Slide 44 - Quizvraag

Denk je dat deze nieuwe sport een kans maakt om toegelaten te worden op de Olympische Spelen?
A
H+H
B
H+B
C
B+H

Slide 45 - Quizvraag