Stellingen bedenken

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Stelling
Hoe maak je een goede stelling?

Slide 2 - Tekstslide

Een goede stelling is dé basis voor een goede voordracht. Maar, hoe bedenk je een stelling? Is deze duidelijk genoeg? Zijn er voldoende voor- en tegenargumenten? 

Slide 3 - Tekstslide


Goed
Fout

Slide 4 - Poll

Kinderrechten zijn belangrijk.
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quizvraag

De stelling 'Kinderrechten zijn belangrijk' is fout. Deze stelling is een truïsme. Hier kun je eigenlijk niet tegen zijn; vrijwel iedereen vindt kinderrechten belangrijk.

Slide 6 - Tekstslide

Vluchtelingen die na drie jaar de Nederlandse taal niet beheersen, mogen niet blijven.
A
Goed
B
Fout

Slide 7 - Quizvraag

De stelling 'Vluchtelingen die na drie jaar de Nederlandse taal niet beheersen, mogen niet blijven' is fout. Deze stelling is negatief geformuleerd. Er staat (twee keer) het woordje ‘niet’ in de stelling. Hierdoor wordt het erg verwarrend om hierover te betogen. Als je voor deze stelling bent, ben je dan voor het feit dat vluchtelingen niet mogen blijven? Of ben je juist voor het feit dat ze wel mogen blijven?

Slide 8 - Tekstslide

Gevangen moeten voor de dood kunnen kiezen bij een levenslange gevangenisstraf.
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quizvraag

De stelling 'Gevangen moeten voor de dood kunnen kiezen bij een levenslange gevangenisstraf' is goed Deze stelling voldoet aan de 7 criteria voor een goede stelling.

Slide 10 - Tekstslide

Doping in de sport moet legaal worden, zodat het voor iedereen eerlijk wordt
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quizvraag

De stelling 'Doping in de sport moet legaal worden, zodat het voor iedereen eerlijk wordt' is fout. Deze stelling bevat een argument. Er wordt al uitgelegd waarom je voor de stelling moet zijn: ‘zodat het voor iedereen eerlijk wordt’.

Slide 12 - Tekstslide

Scholen mogen pas om 10 uur beginnen.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quizvraag

In sommige gevallen is het beter als kinderen zelf hun bejaarde ouders in huis nemen.
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quizvraag

De stelling 'In sommige gevallen is het beter als kinderen zelf hun bejaarde ouders in huis nemen' is fout. Deze stelling is niet absoluut verwoord. Het gedeelte: ‘In sommige gevallen’ zal bij je toehoorders waarschijnlijk verwarring veroorzaken.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Prostitutie in Nederland moet gedoogd worden.
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

De stelling 'Prostitutie in Nederland moet gedoogd worden' is fout. Bovenstaande stelling is de status quo (huidige situatie); prostitutie wordt in Nederland al gedoogd.

Slide 18 - Tekstslide

We gaan nu een stapje verder met de test: we laten je uit drie stellingen over hetzelfde onderwerpen kiezen. Je kiest de beste stelling van deze drie - uiteraard aan de hand van onze 7 criteria voor een goede stelling. Nadat je een keuze hebt gemaakt zie je meteen of jouw keuze klopt,

Slide 19 - Tekstslide

Kies de beste stelling:
A. Het voortgezet onderwijs moet worden afgeschaft.
B. Het voortgezet onderwijs moet voor iedereen minstens 6 jaar duren.
C. Het voortgezet onderwijs moet worden opgedeeld in niveaus.
A
A = goed
B
B = goed
C
C = goed

Slide 20 - Quizvraag

A. Het voortgezet onderwijs moet worden afgeschaft.
 B. Het voortgezet onderwijs moet voor iedereen minstens 6 jaar duren.
 C. Het voortgezet onderwijs moet worden opgedeeld in niveaus.
A. Deze stelling is niet in evenwicht, want als voorstander heb je het in het debat moeilijker dan als tegenstander.
B. Goede stelling.
C. Deze stelling is de status quo; het voortgezet onderwijs is al opgedeeld in niveaus (vmbo, havo, vwo).

Slide 21 - Tekstslide

Kies de beste stelling:
1. Ouders moeten straf krijgen voor de misdaden van hun minderjarige kinderen.
2. Ouders mogen geen kinderen krijgen zonder opvoedcursus.
3. Om eenzaamheid te voorkomen, moeten ouders altijd meer dan één kind krijgen.
1 = goed
2 = goed
3 = goed

Slide 22 - Poll

A. Ouders moeten straf krijgen voor de misdaden van hun minderjarige kinderen.
 B. Ouders mogen geen kinderen krijgen zonder opvoedcursus.
 C. Om eenzaamheid te voorkomen, moeten ouders altijd meer dan één kind krijgen.
 A. Ouders moeten straf krijgen voor de misdaden van hun minderjarige kinderen = goed.
B. Deze stelling is negatief geformuleerd. Het woord ‘geen’ kan bij de voorbereiding en tijdens je voordracht voor verwarring veroorzaken.
C. Deze stelling bevat een argument. Er wordt al uitgelegd waarom je voor de stelling moet zijn: ‘om eenzaamheid te voorkomen’.

Slide 23 - Tekstslide

1. Besturen en politieke partijen moeten voor de helft uit vrouwen bestaan.
2. Vrouwen zijn net zo gelijk als mannen
3. Kinderen moeten tot hun 16e jaar genderloos gekleed gaan
A
Stelling 1 is goed.
B
Stelling 2 is goed.
C
Stelling 3 is goed.

Slide 24 - Quizvraag

A. Besturen en politieke partijen moeten voor de helft uit vrouwen bestaan
 B. Vrouwen zijn net zo gelijk als mannen
 C. Kinderen moeten tot hun 16e jaar gender-loos gekleed gaan
A. Deze stelling is niet eenduidig, omdat het hier gaat over besturen én politieke partijen.

B. Deze stelling is niet concreet geformuleerd. Hier is het onduidelijk wat er bedoeld wordt met: ‘net zo gelijk als’. Het wekt de vraag op: hoe gelijk zijn mannen dan? Hoogstwaarschijnlijk zal er een debat ontstaan over de formulering van de stelling in plaats een debat over de inhoud van de stelling.

Slide 25 - Tekstslide

Nu jullie
Ga op zoek naar artikelen (noteer auteur, datum, bron).
Zorg dat ze voldoende van elkaar verschillen.
Zet de artikelen in een Googledoc-bestand.

Slide 26 - Tekstslide