Stellingen bedenken

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je leert hoe je een goede stelling moet maken
- Je kunt een stelling kritisch beoordelen
- Je onderscheid standpunten en argumenten
- Aan het einde van de les kun je zelf een stelling maken (uitleg parlementair debat volgt volgende week)

Slide 2 - Tekstslide

7 criteria voor een goede stelling
Een goede stelling is dé basis voor een goede voordracht. Maar, hoe bedenk je een stelling? Is deze duidelijk genoeg? Zijn er voldoende voor- en tegenargumenten? 


Slide 3 - Tekstslide

7 criteria voor een goede stelling
1. De stelling is controversieel (binnen de doelgroep)
De doelgroep is leerlingen:
Goed: Ouders moeten altijd kunnen meekijken met het internet- en telefoongedrag van hun kinderen
Fout: Kinderrechten zijn belangrijk
2. De stelling is positief geformuleerd
Goed: Overheidssubsidie voor kunst en cultuur moet worden afgeschaft
Fout: Kunst en cultuur moeten niet langer door de overheid worden gesubsidieerd
3. De stelling is absoluut geformuleerd
Goed: Alcoholreclame moet worden verboden
Fout: Het is beter als sommige alcoholreclames worden verboden

Slide 4 - Tekstslide

7 criteria voor een goede stelling
4. De stelling is eenduidig
Goed: Dierentuinen moeten verboden worden.
Fout: Dierentuinen en wildparken moeten verboden worden.
5. De stelling is een verandering van de huidige situatie
Goed: Alle doping in de sport moet legaal worden
Fout: De basisbeurs voor studenten moet worden afgeschaft (is niet nieuw)
6. De stelling bevat géén argument 
Goed: Bibliotheken zijn overbodig
Fout: Omdat steeds minder mensen boeken lezen, zijn bibliotheken overbodig
7. De stelling bestaat uit maximaal 15 woorden
Goed: Alle geneeswijzen waarvan de werking niet wetenschappelijk is aangetoond moeten verboden worden
(12 woorden)
Fout: Het zou beter zijn voor de moderne wetenschap als alle geneeswijzen waarvan de werking niet
wetenschappelijk is aangetoond doormiddel van gedegen onderzoek wat breed gedragen wordt, wordt
verboden (28 woorden)

Slide 5 - Tekstslide

Kinderrechten zijn belangrijk.
A
Goed
B
Fout

Slide 6 - Quizvraag

De stelling 'Kinderrechten zijn belangrijk' is fout. Deze stelling is een truïsme. Hier kun je eigenlijk niet tegen zijn; vrijwel iedereen vindt kinderrechten belangrijk.

Slide 7 - Tekstslide

Vluchtelingen die na drie jaar de Nederlandse taal niet beheersen, mogen niet blijven.
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quizvraag

De stelling 'Vluchtelingen die na drie jaar de Nederlandse taal niet beheersen, mogen niet blijven' is fout. Deze stelling is negatief geformuleerd. Er staat (twee keer) het woordje ‘niet’ in de stelling. Hierdoor wordt het erg verwarrend om hierover te betogen. Als je voor deze stelling bent, ben je dan voor het feit dat vluchtelingen niet mogen blijven? Of ben je juist voor het feit dat ze wel mogen blijven?

Slide 9 - Tekstslide

Gevangen moeten voor de dood kunnen kiezen bij een levenslange gevangenisstraf.
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quizvraag

De stelling 'Gevangen moeten voor de dood kunnen kiezen bij een levenslange gevangenisstraf' is goed Deze stelling voldoet aan de 7 criteria voor een goede stelling.

Slide 11 - Tekstslide

Doping in de sport moet legaal worden, zodat het voor iedereen eerlijk wordt
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quizvraag

De stelling 'Doping in de sport moet legaal worden, zodat het voor iedereen eerlijk wordt' is fout. Deze stelling bevat een argument. Er wordt al uitgelegd waarom je voor de stelling moet zijn: ‘zodat het voor iedereen eerlijk wordt’.

Slide 13 - Tekstslide

Scholen mogen pas om 10 uur beginnen.
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quizvraag

In sommige gevallen is het beter als kinderen zelf hun bejaarde ouders in huis nemen.
A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quizvraag

De stelling 'In sommige gevallen is het beter als kinderen zelf hun bejaarde ouders in huis nemen' is fout. Deze stelling is niet absoluut verwoord. Het gedeelte: ‘In sommige gevallen’ zal bij je toehoorders waarschijnlijk verwarring veroorzaken.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Prostitutie in Nederland moet gedoogd worden.
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quizvraag

De stelling 'Prostitutie in Nederland moet gedoogd worden' is fout. Bovenstaande stelling is de status quo (huidige situatie); prostitutie wordt in Nederland al gedoogd.

Slide 19 - Tekstslide

We gaan nu een stapje verder met de test: we laten je uit drie stellingen over hetzelfde onderwerpen kiezen. Je kiest de beste stelling van deze drie - uiteraard aan de hand van onze 7 criteria voor een goede stelling. Nadat je een keuze hebt gemaakt zie je meteen of jouw keuze klopt,

Slide 20 - Tekstslide

Kies de beste stelling:
A. Het voortgezet onderwijs moet worden afgeschaft.
B. Het voortgezet onderwijs moet voor iedereen minstens 6 jaar duren.
C. Het voortgezet onderwijs moet worden opgedeeld in niveaus.
A
A = goed
B
B = goed
C
C = goed

Slide 21 - Quizvraag

A. Het voortgezet onderwijs moet worden afgeschaft.
 B. Het voortgezet onderwijs moet voor iedereen minstens 6 jaar duren.
 C. Het voortgezet onderwijs moet worden opgedeeld in niveaus.
A. Deze stelling is niet in evenwicht, want als voorstander heb je het in het debat moeilijker dan als tegenstander.
B. Goede stelling.
C. Deze stelling is de status quo; het voortgezet onderwijs is al opgedeeld in niveaus (vmbo, havo, vwo).

Slide 22 - Tekstslide

Kies de beste stelling:
1. Ouders moeten straf krijgen voor de misdaden van hun minderjarige kinderen.
2. Ouders mogen geen kinderen krijgen zonder opvoedcursus.
3. Om eenzaamheid te voorkomen, moeten ouders altijd meer dan één kind krijgen.
1 = goed
2 = goed
3 = goed

Slide 23 - Poll

A. Ouders moeten straf krijgen voor de misdaden van hun minderjarige kinderen.
 B. Ouders mogen geen kinderen krijgen zonder opvoedcursus.
 C. Om eenzaamheid te voorkomen, moeten ouders altijd meer dan één kind krijgen.
 A. Ouders moeten straf krijgen voor de misdaden van hun minderjarige kinderen = goed.
B. Deze stelling is negatief geformuleerd. Het woord ‘geen’ kan bij de voorbereiding en tijdens je voordracht voor verwarring veroorzaken.
C. Deze stelling bevat een argument. Er wordt al uitgelegd waarom je voor de stelling moet zijn: ‘om eenzaamheid te voorkomen’.

Slide 24 - Tekstslide

1. Besturen en politieke partijen moeten voor de helft uit vrouwen bestaan.
2. Vrouwen zijn net zo gelijk als mannen
3. Kinderen moeten tot hun 16e jaar genderloos gekleed gaan
A
Stelling 1 is goed.
B
Stelling 2 is goed.
C
Stelling 3 is goed.

Slide 25 - Quizvraag

A. Besturen en politieke partijen moeten voor de helft uit vrouwen bestaan
 B. Vrouwen zijn net zo gelijk als mannen
 C. Kinderen moeten tot hun 16e jaar gender-loos gekleed gaan
A. Deze stelling is niet eenduidig, omdat het hier gaat over besturen én politieke partijen.

B. Deze stelling is niet concreet geformuleerd. Hier is het onduidelijk wat er bedoeld wordt met: ‘net zo gelijk als’. Het wekt de vraag op: hoe gelijk zijn mannen dan? Hoogstwaarschijnlijk zal er een debat ontstaan over de formulering van de stelling in plaats een debat over de inhoud van de stelling.

Slide 26 - Tekstslide

Nu jullie
Ga op zoek naar artikelen (noteer auteur, datum, bron). Zorg dat ze voldoende van elkaar verschillen. Sla de artikelen op en maak een prikkelende stelling volgens de volgende eisen:
- het is actueel
- het is controversieel
- het is interessant voor jongeren
- het is documentabel

Klaar? Je maakt deze week:
- Test jezelf van H1.1
- opdrachten 2-3-4-5abc bij tekst 1 (blz. 10-11)



Slide 27 - Tekstslide

Lesdoel gehaald?
Stelling plus naam?

Slide 28 - Woordweb

Opfrissen cursus argumenteren/leesvaardigheid

Doelen volgende les
- je herkent en benoemt structuren, tekstdoelen en tekstsoorten
- je kunt argumentaties analyseren en teksten kritisch beoordelen

Wat weten jullie nog van vwo 4? Test je kennis:
https://create.kahoot.it/details/a2d07479-d4d0-44c6-bdbc-16216d81e55d


Slide 29 - Tekstslide

Leren voor volgende week
VAKBOEK
- paragraaf 2 | Tekstdoelen en tekstsoorten
- paragraaf 10.1 | standpunt, argumenten en argumentatie
- paragraaf 10.4 | Aanvaardbaarheid van argumentatie

Slide 30 - Tekstslide