Antwoord formuleren

Formuleren van antwoorden
Hoe geef je een compleet antwoord op een vraag? 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Formuleren van antwoorden
Hoe geef je een compleet antwoord op een vraag? 

Slide 1 - Tekstslide

Het formuleren van antwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vaak heb je op een toets staan..

Onvolledig/ lees de vraag / gebruik de bron/ leg uit!
Bijna nooit
Soms
Regelmatig
Vaak
Altijd

Slide 3 - Poll

Voorbeeld antwoorden

  • Goed, er is minder plaats
  • dat het doorstroomt
  • want ze halen dat weg dan
  • Nederland is groter dan Iran 



Slide 4 - Tekstslide

Wat is er niet goed aan de voorgaande antwoorden?

Slide 5 - Open vraag

TIPS voor een goed antwoord
  • Analyseer de vraag -> onderstreep
  • Volledige zinnen in plaats van steekwoorden
  • Herhaal de vraag (gedeeltelijk) in je antwoord
  • Schrijf je antwoord op alsof de docent nog nooit van het onderwerp gehoord heeft

Slide 6 - Tekstslide

Verschillende soorten vragen
1. De geef/noem vraag 
2. De leg uit vraag 
3. De vergelijk vraag 
4. De verband vraag 

Slide 7 - Tekstslide

De geef/noem vraag
Geef/noem vraag 
*je kunt bij deze vraag een kort antwoord geven

Geef een economische reden waarom het westen van Nederland dichtbevolkt is?


Slide 8 - Tekstslide

Geef een economische reden waarom het westen van Nederland dichtbevolkt is?

Slide 9 - Open vraag

Geef een economische reden waarom het oosten van China dichtbevolkt is?
Goed antwoord: 
Er is veel werk in het westen van Nederland

Slide 10 - Tekstslide

De leg uit vraag
Leg uit vraag 
*oorzaak en gevolg
*gebruik in je antwoord ... daardoor of daarom

Voorbeeld 1: Leg uit waarom de bevolkingsdichtheid in het westen van Nederland hoog ligt? 


Slide 11 - Tekstslide

Leg uit waarom de bevolkingsdichtheid in het westen van Nederland hoog ligt? ?

Slide 12 - Open vraag

Leg uit waarom de bevolkingsdichtheid in het westen van Nederland hoog ligt? ? 
Goed antwoord: 

Er is veel werkgelegenheid in het westen van Nederland, daarom trekken veel mensen naar het oosten om er te werken.

Slide 13 - Tekstslide

De leg uit vraag
*oorzaak en gevolg
*gebruik in je antwoord ... daardoor of daarom

Voorbeeld 2: Leg uit waarom het aan de kust van Nederland harder waait, dan in het binnenland.


Slide 14 - Tekstslide

Leg uit waarom het aan de kust van Nederland harder waait, dan in het binnenland.

Slide 15 - Open vraag

Leg uit waarom het zuiden van Teheran minder hoogbouw heeft dan het zuiden??
Goede antwoord: 

Landinwaarts staan er objecten die de wind afremmen, daardoor is de wind in het binnenland minder sterk, dan aan de kust. 

Slide 16 - Tekstslide

De vergelijk vraag
Vergelijk vraag ( vaak 2 punten)
*vertel over beide situaties


Vergelijk het klimaat van Nederland met dat van Iran.


Slide 17 - Tekstslide

Vergelijk het klimaat van Nederland met dat van Iran
NEDERLAND                                             IRAN

Slide 18 - Tekstslide

Vergelijk het klimaat van Nederland met dat van Iran.
Goede antwoord: 
In Nederland valt er het hele jaar door neerslag. In Iran is het in de zomermaanden droog.

In Nederland is het in de zomer kouder dan in Iran, in de winter is het in Nederland juist warmer dan in Iran.

Slide 19 - Tekstslide

De verband vraag

*wat hebben 2 dingen met elkaar te maken
*gebruik meestal in je antwoord hoe... hoe....

Wat is het verband tussen de volgende 2 kaarten?


Slide 20 - Tekstslide

Wat is het verband tussen de volgende 2 kaarten?
RELIEF                                    BEVOLKINGSDICHTHEID 

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het verband tussen de volgende 2 kaarten?

Slide 22 - Open vraag

Wat is het verband tussen de volgende 2 kaarten?
Goede antwoord: 

Hoe meer reliëf, hoe lager de bevolkingsdichtheid

of

Hoe minder reliëf, hoe hoger de bevolkingsdichtheid

Slide 23 - Tekstslide

Nog even wat herhaling
We hebben het gehad over een aantal AK vragen
-geef/benoem
-vergelijk
-verband
-leg uit
Schrijf nu voor jezelf op op welke manier je de verschillende vragen moet beantwoorden.

Slide 24 - Tekstslide

Exit Ticket
Hoe goed heb je de les begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll