Frans-4 havo-20/05/

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
ANT2+Middelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui nous allons : 
- Doeltaal-Voertaal : datum- het weer- comment ça va ?
-Het lidwoord : herhaling regel + nakijken exercices 24At/m24C.
- Ontkenning: herhaling regel + oefenen met D toets 
-De werkwoorden : bijzondere ww op ''er'' + partir en vivre : oefenen met D toets.
- Voorbereiden voor de TW : spreektoets Deel1 +2 (se présenter+ eigen onderwerp.
 Huiswerk + Feedback 
 


Slide 2 - Tekstslide

C'est quel jour aujourd'hui? 

Slide 3 - Tekstslide

Aujourd'hui c'est le : 
Jeudi 20(vingt) mai 2021 (deux mille vingt et un )

Slide 4 - Tekstslide

Quel temps fait- il ? 

Slide 5 - Tekstslide

Il est fait ..........aujourd'hui
il fait froid
il fait chaud
il pleut 
il fait du vent 
il fait beau et le soleil brille
il est nuageux 

Slide 6 - Tekstslide

Het lidwoord 
   Herhaling klas 1                 



Herhaling klas 2 en 3 

Slide 7 - Tekstslide

Exercice 24A
1 In de tuin van het hotel staat een boom.
2 De organisatie van het feest vraagt veel tijd.
3 Bij het ontbijt eten we croissants.
4 Ik houd niet van appels en ik heb een hekel aan bananen.
5 Donderdags train ik voor de voetbalwedstrijd.
6 Zijn jongens sportiever dan meisjes?


Slide 8 - Tekstslide

Exercice 24B- 1
a un (zin 1), des (zin 3)
 b 1 le, de l’
  2 l’, de la,
  3 au
  4 les, les
  5 le, le
  6 les, les

Slide 9 - Tekstslide

Exercice 24B- 2 en 3
2 bepaald lidwoord onbepaald lidwoord delend lidwoord
 la salade = de salade une salade = een salade de la salade = salade
 le fromage = de kaas un fromage = een kaas du fromage = kaas
 les gâteaux = de taarten un gâteau = een taart des gâteaux = taarten
3 Zin: 2.

Slide 10 - Tekstslide

Exercice 24 B: 4+5
4 a Elle a faim.
 b Quelques jours.
 c J’ai envie de dormir.
5 a du, de
 b en, des
 c la, des

Slide 11 - Tekstslide

Exercice 24 C:
1 les
2 de
3 -
4 des, des
5 -
6 -
7 les
8 du

Slide 12 - Tekstslide

Herhaling : la negation 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Maak de volgende zin ontkennend met : geen
Tu as envie de venir.

Slide 15 - Open vraag

Maak de volgende zin ontkennend:
J’ai trouvé un cadeau. (niets)

Slide 16 - Open vraag

3 Anna et Simon sont amoureux.
niet meer
4 Vous êtes allés au cinéma. nergens
5 Laure est triste. helemaal niet
6 Il y a quelqu’un à la maison. niemand

Slide 17 - Open vraag

Spreektoets TW4

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Tekstslide

Eigen onderwerp 

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide