Spelling H3: vd/ td en hoofdlettergebruik

Spelling H3

voltooid en tegenwoordig deelwoord
hoofdlettergebruik
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling H3

voltooid en tegenwoordig deelwoord
hoofdlettergebruik

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kunt het voltooid en het tegenwoordig deelwoord spellen;
- Je weet wanneer je hoofdletters gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Een inbreker (plegen) een strafbaar feit. (tt)
A
pleegt
B
pleegd

Slide 3 - Quizvraag

Hoe (melden) je de aangifte bij de politie? (tt)
A
melt
B
meld
C
meldt

Slide 4 - Quizvraag

De misdadigers (wagen) een ontsnapping. (vt)
A
waagde
B
waagte
C
waagden
D
waagten

Slide 5 - Quizvraag

Toen het vliegtuig (landen), was hij halfbevroren. (vt)
A
lande
B
landde
C
landen
D
landden

Slide 6 - Quizvraag

Noteer het voltooid deelwoord van
geloven

Slide 7 - Open vraag

Voltooid deelwoord
Wat is er met jou gebeurd?
Mijn busabonnement is verlopen.

Niet het enige werkwoord in de zin.
Andere werkwoord een vorm van hebben, zijn of worden.

Slide 8 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
- Eindigt bij zwakke werkwoorden op een -d of een -t;
- bij sterke werkwoorden op -en.

Als je twijfelt tussen een -d of een -t, kun je het woord langer maken, of gebruikmaken van de regels van 
't ex- kofschip.

Slide 9 - Tekstslide

Noteer het tegenwoordig deelwoord van gieren.

Slide 10 - Open vraag

Tegenwoordig deelwoord
Leerlingen kwamen gierend van het lachen de klas binnen.

- Behoort niet tot het gezegde;
-is nog bezig;
- hele werkwoord + d

Slide 11 - Tekstslide

(fluiten) je IQ verbeteren.
A
Fluitent
B
Fluitend

Slide 12 - Quizvraag

Volgens onderzoekers is (bevestigen) dat muziekonderwijs kinderen slimmer maakt.
A
bevestigt
B
bevestigd

Slide 13 - Quizvraag

144 kinderen werden (verdelen) in groepen met en zonder muziekles.
A
verdeelt
B
verdeeld

Slide 14 - Quizvraag

Van tevoren hadden alle kinderen een IQ-test (maken).
A
gemaakt
B
gemaakd

Slide 15 - Quizvraag

Een Zweedse school (betogen) dat het onderscheid dat docenten onbewust tussen jongens en meisjes maken het gedrag van de leerlingen (beïnvloeden).
A
betoogt/ beïnvloed
B
betoogd/ beïnvloedt
C
betoogt/ beïnvloedt
D
betoogd / beïnvloed

Slide 16 - Quizvraag

Daarom heeft de school haar beleid (veranderen) en elke docent (behandelen) elk kind exact hetzelfde.
A
verandert, behandelt
B
veranderd, behandeld
C
verandert, behandeld
D
veranderd, behandelt

Slide 17 - Quizvraag

Hoofdletters
Hoofdletters gebruik je:
- aan het begin van een zin;
- bij eigennamen;
- bij feestdagen en historische gebeurtenissen;
- aan het begin van een citaat.

Slide 18 - Tekstslide

Schrijf geen hoofdletter:
- als de zin begint met een cijfer:
50 meisjes deden mee.

- als een zin begint met een apostrof:
's Nachts slaap ik. 

Slide 19 - Tekstslide

Schrijf geen hoofdletter:

- als de verwijzing naar een eigennaam of aardrijkskundige naam niet meer duidelijk is:
Mijn opa heeft alzheimer. Hij draagt soms in de winter een bermuda.

- bij afleidingen van of samenstellingen met feestdagen:
Tijdens de kerstdagen zoeken we geen paaseieren.

Slide 20 - Tekstslide

Schrijf geen hoofletter:
- bij merknamen die er eigen schrijfwijze op na houden:
iPod, eBay

- bij tussenvoegsels als de voornaam of voorletter ook geschreven staat"
Karin van Vliet- de Jong, maar mevrouw Van Vliet- de Jong

Slide 21 - Tekstslide

Schrijf geen hoofdletter:
- bij windstreken, tenzij ze een gebied aanduiden:
De wind komt vandaag uit het oosten.
Het Oosten zoals dat in de duizend- en - een - nacht wordt beschreven, spreekt tot ieders verbeelding.

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf waar nodig hoofdletters.
een cliché uit hollywood en uit reclames is dat mannen sterk en slim zijn en vrouwen zwak en naïef.

Slide 23 - Open vraag

dat is volgens onderzoeksters maria kramer- van wegen van de universiteit van warwick de oorzaak van vastgeroeste gedragingen in de maatschappij.

Slide 24 - Open vraag

12 maanden liep van wegen mee op een portugese school.

Slide 25 - Open vraag

Leerdoelen
- Je kunt het voltooid en het tegenwoordig deelwoord spellen;
- Je weet wanneer je hoofdletters gebruikt.

Slide 26 - Tekstslide

Wat wist je al?

Slide 27 - Open vraag

Wat heb je geleerd?

Slide 28 - Open vraag

Aan de slag!
Maak van par. 3.5 opdracht 9

Slide 29 - Tekstslide