Mavo 2 werkwoord aller

Bonjour
  1. Vandaag leren we een nieuw werkwoord...
  2. Welke kennen jullie al???
  3. Être (zijn)
  4. Avoir (hebben)
  5. Regelmatige ww -ER (zoals parler, regarder, écouter, aimer)
  6. Het nieuwe werkwoord is aller, dan kan je vertellen waar je naartoe gaat.

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Bonjour
  1. Vandaag leren we een nieuw werkwoord...
  2. Welke kennen jullie al???
  3. Être (zijn)
  4. Avoir (hebben)
  5. Regelmatige ww -ER (zoals parler, regarder, écouter, aimer)
  6. Het nieuwe werkwoord is aller, dan kan je vertellen waar je naartoe gaat.

Slide 1 - Tekstslide

Le verbe ALLER
Je vais                Ik ga
Tu vas                 Jij gaat
Il/elle va             Hij/zij gaat 
Nous allons      Wij gaan
Vous allez         Jullie gaan, u gaat
Ils/elles vont    Zij gaan

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

ergens naartoe gaan...
aller à = gaan naar

Achter de vormen van gaan, zet je dus gewoon à.
Bijvoorbeeld:
Je vais à ....                           Ik ga naar
 Il / Elle / on va à ..              Hij/zij/men gaat naar
 Vous allez à   ....                 Jullie gaan naar/ u gaat naar

Slide 4 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Ils ....................... en ville.
A
vont
B
vas
C
va
D
vais

Slide 5 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Nous ................ manger.
A
vont
B
va
C
allons
D
allez

Slide 6 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Tu ..... ...............au cinéma?
A
vont
B
vas
C
vais
D
va

Slide 7 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Elle ................. à la maison.

Slide 8 - Open vraag

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Je ............... faire du tennis.

Slide 9 - Open vraag

Futur proche= nabije toekomst
je vais + heel werkwoord 
tu vas + heel werkwoord
il/elle/on va + heel werkwoord
nous allons + heel werkwoord
vous allez + heel werkwoord
ils / elles vont + heel werkwoord

Slide 10 - Tekstslide

ik ga zwemmen = je vais nager
ik ga kopen = je vais achter
ik ga een fiets kopen = je vais achter un vélo

Dus: een vorm van gaan + heel werkwoord is een toekomst die dichtbij is, iets wat je zo gaat doen. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video