Comparisons

English
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

English

Slide 1 - Tekstslide

Weekplanning
Mk: Unit 3.2, 5 t/m 8
Lr: Studybox 3

Planning
1. Lesdoelencheck
2. Comparisons
3. Practise Comparisons






Slide 2 - Tekstslide

Comparisons

Slide 3 - Tekstslide

Comparisons 
In het Nederlands noemen we ze trappen van vergelijkingen.
Gebruik: Om mensen of dingen te beschrijven
Je vergelijkt ze met elkaar. 
Vergrotende trap: than erachter
  Overtreffende trap: the ervoor
C
B
A
Box A is small.
Box B is smaller than box A.
Box C is the smallest of all.

Slide 4 - Tekstslide

Comparisons 
Woorden van 1 lettergreep (dus korte woorden)
- Vergrotende trap: voeg +er toe
- Overtreffende trap: voeg +est toe
old
older
oldest

Slide 5 - Tekstslide

Let op!
Eindigt het woord al op een e? dan voeg je +r toe! (nice -> nicer)
Eindigt het woord op een y? dan wordt de y een i! (easy -> easier)

Korte woorden die eindigen op een klinker + medeklinker verdubbel je de medeklinker -> big -> bigger

Slide 6 - Tekstslide

Comparisons 
Woorden van 2 lettergrepen of meer (dus lange woorden)
- Vergrotende trap: more 
- Overtreffende trap: most
expensive
more expensive
most expensive

Slide 7 - Tekstslide

Uitzonderingen!
Good - better - best
Little - less - least
Bad - worse - worst

Narrow -> narrower
Simple -> simpler
quiet -> quieter


Slide 8 - Tekstslide

Comparisons 
Woorden van 1 of 2 lettergrepen 
- Vergrotende trap: -er
- Overtreffende trap: -est

Woorden van 2 of meer lettergrepen 
- Vergrotende trap: more
- Overtreffende trap: most


Slide 9 - Tekstslide

Welk rijtje is juist?
A
Good - Better - Best
B
Good - Gooder - Goodest
C
Beautiful - Beautifuler - Beautifulest
D
Small - More small - Most small

Slide 10 - Quizvraag

That group is _____ the other group.
A
the more serious
B
the most serious
C
more serious than
D
most serious than

Slide 11 - Quizvraag

Welk rijtje klopt niet?
A
nice - nicer - nicest
B
happy - happier - happiest
C
bad - badder - baddest
D
beautiful - more beautiful - most beautiful

Slide 12 - Quizvraag

It is _____ to find good football players.
A
more difficult
B
difficulter
C
most difficult
D
difficultest

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de vergrotende trap van 'small'?
A
smaller
B
smallest
C
biggest
D
more small

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de vergrotende trap van 'happy'?
A
happyer
B
more happy
C
happiest
D
happier

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de overtreffende trap van 'funny'?
A
funnier
B
more funny
C
funniest
D
funnest

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de vergrotende trap van 'fast'?
A
most fast
B
faster
C
more fast
D
fastest

Slide 17 - Quizvraag

This book is __________ (interesting) than that one.
A
interestinger
B
less interesting
C
most interesting
D
more interesting

Slide 18 - Quizvraag

She is the __________ (tall) girl in the class.
A
most tall
B
tallest
C
taller
D
more tall

Slide 19 - Quizvraag

That mountain is __________ (high) than this hill.
A
higher
B
highest
C
most high
D
more high

Slide 20 - Quizvraag

Maak de eerste 2 oefeningen van de link!



Done?
Mk: Unit 3.2, 5 t/m 8
Lr: Studybox 3.3


Slide 21 - Tekstslide

Doelen van de les
Ik kan comparisons (vergelijkingen) toepassen in de zin.
A
0 - 25%
B
25 - 50%
C
50 - 75%
D
75 - 100%

Slide 22 - Quizvraag