9.2 Goed geregeld

Vorige les
Geef zelf antwoord op de volgende vragen:

- Welke factoren spelen een rol bij je gezondheid?

- Op welke manieren kan je afhankelijk worden van een genotsmiddel?

- Wat is longemfyseem en wat is chronische bronchitis? Hoe heet de verzamelnaam van deze 2 ziektes?
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vorige les
Geef zelf antwoord op de volgende vragen:

- Welke factoren spelen een rol bij je gezondheid?

- Op welke manieren kan je afhankelijk worden van een genotsmiddel?

- Wat is longemfyseem en wat is chronische bronchitis? Hoe heet de verzamelnaam van deze 2 ziektes?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Les 1
- Je kan vertellen welke proces er in je lichaam plaatsvinden
- Je kan vertellen hoe je glucosegehalte in je bloed geregeld worden
- Je weet wanneer je suikerziekte hebt 
  • Les 2
- Je weet wat je lever doet
- Je weet wat je nieren doen

Slide 2 - Tekstslide

Welke organen zorgen dat de hoeveelheid stoffen in je lichaam gelijk blijft?
Opdracht:
Wat: Zet de juiste functie bij de juiste organen
Hoe: Tweetallen
Tijd: 10min
Klaar?: Controleren (in je boek)
Uitkomst: samen bespreken

Slide 3 - Tekstslide

Welke organen zorgen dat de hoeveelheid stoffen in je lichaam gelijk blijft?

Slide 4 - Tekstslide

Welke stof heb je veel van in het bloed als je een hoge bloedsuiker hebt?

Slide 5 - Open vraag

Glucose gehalte in je bloed

Slide 6 - Tekstslide

Glucose
- Brandstof: Voor beweging en bij verbranding van glucose krijg je het warm

- Weinig glucose: te weinig energie voor cellen

- De hoeveelheid glucose in je bloed zegt iets 
over het bloedsuiker

Slide 7 - Tekstslide

  • 2 hormonen regelen of hoeveelheid glucose in bloed (bloedsuiker) stijgt of daalt.

Insuline: gemaakt als er veel glucose in je bloed zit.
- Glucose --> Glycogeen
- Lichaam slaat glycogeen op --> bloedsuiker daalt (minder glucose)

glucagon: wordt gemaakt als er te weinig glucose in je bloed zit
- Glycogeen --> glucose
- glucose komt weer in je bloed --> bloedsuiker stijgt (meer glucose)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Hoe stijgt je bloedsuiker?
- Bloedsuiker stijgt als er meer glucose in je bloed zit 
--> Na het eten

- Door afgifte glucagon
glycogeen --> glucose

Slide 10 - Tekstslide

Hoe daalt je bloedsuiker?
- Bloedsuiker daalt als je glucose verbrand. 
--> Door beweging

- Door afgifte insuline
Glucose --> glycogeen

Slide 11 - Tekstslide

Wat werkt er niet goed bij suikerziekte?

Slide 12 - Open vraag

Zal je bloedsuiker hierdoor sneller hoog of laag uitvallen?

Slide 13 - Open vraag

Wat moeten mensen met diabetes doen of hun bloedsuiker lager te krijgen?

Slide 14 - Open vraag

Diabetes
type 1: onvoldoende aanmaak 
alvleeskliercellen beschadigen 

type 2: lichaam ongevoelig voor
insuline. Veel voorkomend bij
mensen met overgewicht.

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Les 1
- Je kan vertellen welke proces er in je lichaam plaatsvinden
- Je kan vertellen hoe je glucosegehalte in je bloed geregeld worden
- Je weet wanneer je suikerziekte hebt 
  • Les 2
- Je weet wat je lever doet
- Je weet wat je nieren doen

Slide 16 - Tekstslide

Goed geregeld (Deel 2)

Slide 17 - Tekstslide

Herhaling vorige les

Slide 18 - Tekstslide

De hoogte van je bloedsuiker wordt bepaald door welke stof die in je bloed zit?
A
Insuline
B
Glucagon
C
Water
D
Glucose

Slide 19 - Quizvraag

Als je bloedsuiker te laag is maakt je .....
.........
A
Alvleesklier Insuline
B
Lever Glucagon
C
Alvleesklier Glucagon
D
Lever Insuline

Slide 20 - Quizvraag

Welke vorm van suikerziekte komt het meeste voor bij mensen met overgewicht?
A
Diabetes type 1
B
Diabetes type 2

Slide 21 - Quizvraag

Vervolg 9.2

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Les 1
- Je kan vertellen welke proces er in je lichaam plaatsvinden
- Je kan vertellen hoe je glucosegehalte in je bloed geregeld worden
- Je weet wanneer je suikerziekte hebt 
  • Les 2
- Je weet wat je lever doet
- Je weet wat je nieren doen

Slide 23 - Tekstslide

Wat doet je lever?
  • Functies:
- Opbouw
- Omzetting
- Afbraak
- Opslag
- Afvoer

Slide 24 - Tekstslide

Bloedvaten die naar de lever gaan
  • Leverslagader
- Voert bloed met zuurstof 
richting de lever

  • Poortader 
- Voert bloed met opgenomen 
stoffen uit darmen naar lever

  • Leverader?

Slide 25 - Tekstslide

Opbouwen en omzetten
  • Eiwitten afbreken en opnieuw opbouwen
- Breken van aminozuren (bouwstenen) en dan weer maken





  • Kan glucose omzetten naar vet en van vet cholesterol maken

Slide 26 - Tekstslide

Afbreken
  • Teveel aminozuren in je lichaam --> aminozuren afbreken
- Afvalstof wordt dan gemaakt: Ureum --> Plas je uit


  • Giftige stoffen zoals medicijnen en alcohol 

Slide 27 - Tekstslide

Afvoeren van stoffen
  • Maakt gal
  • Billirubine (afvalstof) --> hemoglobine uit rode bloedcellen wordt omgezet door milt.
  • Wordt vermengd met gal en verlaat je lichaam via je ontlasting 

Slide 28 - Tekstslide

Opslaan
  • Slaat glucose op in de vorm van glycogeen

  • Slaat ijzer op --> komt uit versleten rode bloedcellen 

Slide 29 - Tekstslide

De nieren
  • Nieren filteren het bloed
  • Via de slagaders komen er in je nieren:
  1. giftige stoffen en afbraakproducten
  2. Overtollige zouten en vitamines 
  3. Overbodige stoffen (kleurstoffen)

  • Afvalstoffen + water = Urine 
  • Opgeslagen in urineblaas

Slide 30 - Tekstslide

Nefronen
1. ontstaan voorurine
- filtratie van grote eiwitten en bloedcellen
- Voorurine: Water, zouten, glucose en afvalstoffen
2. voorurine --> urine
- Voorurine komt in het nierkanaaltje
- Resorptie van stoffen die je nog kan gebruiken
- Gezuiverde bloed terug naar ader
- De rest gaat weg als urine

Slide 31 - Tekstslide

Voor nu
  • Wat: Huiswerk maken 9.2 in learnbeat

  • Hoe: Alleen in stilte na 10 min samen (ik zeg wanneer je mag overleggen)

  • Tijd: 20min

  • Klaar: Studiewijzer aanvullen (nog geen studiewijzer, vinger opsteken)

Slide 32 - Tekstslide

Hoeveel liter urine produceren je nieren gemiddeld per dag?
A
0,5
B
1
C
1,5
D
3

Slide 33 - Quizvraag

In de spieren is een voorraad brandstof opgeslagen, die bij inspanning kan worden gebruikt.

In welke vorm is brandstof in spieren opgeslagen?
A
Glucose
B
Glycogeen
C
Zetmeel
D
Koolhydraten

Slide 34 - Quizvraag

In de nieren worden verschillende stoffen uit
het bloed verwijderd en met de urine
uitgescheiden. Hiernaast wordt onder andere
een nier weergegeven. Welke letter geeft
een plaats aan waar urine stroomt?
A
P
B
Q
C
R

Slide 35 - Quizvraag

Cafeïne wordt in het verteringsstelsel
opgenomen in het bloed. De lever breekt
cafeïne uit het bloed af. Welke letter geeft het
bloedvat aan waarin cafeïne het eerst
terechtkomt vanuit het verteringsstelsel?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 36 - Quizvraag

Bij sommige mensen kan bilirubine niet goed vanuit de lever naar het verteringskanaal afgevoerd worden. Een deel van deze stof komt dan in het bloed terecht. Geef de naam van het bloedvat dat bloed met bilirubine uit de lever afvoert.

Slide 37 - Open vraag

Leerdoelen
  • Les 1
- Je kan vertellen welke proces er in je lichaam plaatsvinden
- Je kan vertellen hoe je glucosegehalte in je bloed geregeld worden
- Je weet wanneer je suikerziekte hebt 
  • Les 2
- Je weet wat je lever doet
- Je weet wat je nieren doen

Slide 38 - Tekstslide

Huiswerk morgen
 9.2 af in Learnbeat 


Slide 39 - Tekstslide